woensdag 7 april

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Hausaufgaben den siebten April

Lernen --> de grammatica die jullie hebben gekregen. Staat na de Sprachmittel. Lees dit aandachtig door zodat we daarmee verder kunnen

machen: vanaf oefening 16 dus 16 t/m 20

Ziel heute

* de aantekeningen a Umlaut, e/i Wechsel doornemen.

*kijken aan de hand van vragen of jullie de aantekeningen/filpmjes gelezen/begrepen hebben.

*oef 16 t/m 20 nakijken.

2 filmpjes bekijken

we kijken nu naar 2 filmpjes met de a Umlaut en e/i Wechsel

Wat zijn sterke werkwoorden.

welk werkwoord is zwak? (dus 3 ww zijn sterk)

1. schlafen=slapen
2. fahren=rijden
3. machen=maken
4. graben=graven

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden vindt e/i-Wechsel en a/ä-Wechsel plaats?

1. ich + du
2. er/sie/es + ihr
3. du + er/sie/es
4. ihr + du

wat is er anders aan het ww nehmen?

Welk ezelsbruggetje kun je voor de uitgangen achter de stam gebruiken?

welke twee werkwoorden krijgen géén e/i-Wechsel?

1. geben und nehmen
2. stehen und gehen
3. geben und stehen
4. nehmen und gehen

a/ä und e/i Wechsel
(lassen) Die Frau ...... den Kaffee fallen.

1. lasst
2. last
3. lässt
4. lässet

a/ä und e/i Wechsel
(nehmen) ...... du morgen Geld mit?

1. nehmst
2. nihmst
3. niehmst
4. nimmst

Welches Wort bekommt kein e/i wechsel?

1. geben
2. treten
3. gehen
4. nehmen

antwoorden oef 16 

1) 4 Beruf   5 Urlaub.    3 Freizeit

    1 Erfolg.  x Familie.   2 Freundschaft

2) berühmt werden of einen Namen machen

3) Sänger/ Maler/ Schriftsteller/ Schauspieler/ Herausgeber/

4) x

5) 1=niet 2=niet 3=wel 4=wel

6) B.      7) Maak niet te snel keuzes. Gun jezelf wat tijd.  8) A. 9) A

oef 17 

1 Wij waarderen (schätzen) jou, omdat je altijd eerlijk bent.

2 Deze zanger kan mij altijd weer enthousiast maken (begeistern)

3 Ik reis weliswaar (zwar) graag, maar dit keer blijf ik thuis.

4 jij hebt al je toetsen gehaald, dat is een goede prestatie (Leistung)

5 Ik wil later aan het onderzoek/research (Forschung) werken en iets nieuws ontdekken.

6 Mijn vriendin is zeer ambities (ehrgeizig), zij wil de beste van de klas zijn.

7 Ik wil iets leuks beleven, dus (also) zal ik een wereldreis maken.    8 net= (gerade)

oef 18/19/20

18) Bleigiessen= lood op een lepeltje laten smelten dan in een schotel met water gooien. Het lood krijgt dan een bepaalde vorm en dat zou vroeger dan iets moeten voorspellen.

19) arbeitest du/ ich spare/ kostet er/ kaufst du/ ich brauche/ mein Bruder und ich planen

20) ich fahre.   du fährst.   er/sie/es fährt.   wir fahren.    ihr fahrt.   sie fahren

Hausaufgaben den 8. April

Leer de aantekeningen. Vooral de uitzonderingen van de sterke werkwoorden en maak 21 t/m 28