1C Nederlands 24 maart

Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoelen
Meervoud op -en en -s herhalen
Oefenen in Lesson Up met meervoud
m: opdracht 4 t/m 6 van taalverzorging h4 (meervoud)

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoelen
Meervoud op -en en -s herhalen
Oefenen in Lesson Up met meervoud
m: opdracht 4 t/m 6 van taalverzorging h4 (meervoud)

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik weet wat meervoud is.
Ik weet hoe ik een meervoud op –en moet maken.
Ik weet hoe ik een meervoud op –s moet maken.
Ik kan de meervouden toepassen in verschillende opdrachten.

Slide 2 - Tekstslide

Meervoud op -en
Zo maak je een meervoud op -en:
- je zet -en achter het woord: broek - broeken
Soms moet je iets anders doen:
- de laatste letter verdubbelen: zus - zussen.
- een a,e,o of u weghalen: schuur - schuren.
- een -s veranderen in een -z: muis - muizen.
- een -f veranderen in een -v: neef - neven

Slide 3 - Tekstslide

Meervoud op -s
Zo maak je een meervoud op -s:
- Je zet -s achter het woord: spelletje -spelletjes.
- Meestal moet de -s aan het woord vast, maar als je het woord daardoor verkeerd uitspreekt, moet je een apostrof voor de -s schrijven: kassa - kassa's. 

Slide 4 - Tekstslide

Het meervoud van fles is
A
flesen
B
fle's
C
fleessen
D
flessen

Slide 5 - Quizvraag

Het meervoud van speelhal is
A
spelhallen
B
speelhallen
C
speelhals
D
speelhalen

Slide 6 - Quizvraag

Het meervoud van handvat is
A
handvatten
B
handvaten
C
handvaaten
D
handvats

Slide 7 - Quizvraag

Het meervoud van gloeilamp is
A
gloeilamppen
B
gloeilamps
C
gloeilampen
D
gloeilampe'n

Slide 8 - Quizvraag

Het meervoud van kaars is
A
kaarzen
B
karsen
C
kaarsen
D
kaarssen

Slide 9 - Quizvraag

Het meervoud van bureau is
A
bureau's
B
bureaus
C
bureauen
D
bureauuen

Slide 10 - Quizvraag

Het meervoud van wc is
A
wcen
B
wcs
C
wccen
D
wc's

Slide 11 - Quizvraag

Het meervoud van sjaal is
A
sjallen
B
sjaals
C
sjaalen
D
sjaal's

Slide 12 - Quizvraag

Het meervoud van boterham is
A
boterhams
B
boterhamen
C
boterham's
D
boterhammen

Slide 13 - Quizvraag

Het meervoud van verwarming is
A
verwarmingen
B
verwarmings
C
verwarmeringen
D
verwarminggen

Slide 14 - Quizvraag

Hoe zat het ook al weer?
Wat zijn de regels bij meervoud -en?

Slide 15 - Open vraag

En hoe zit dat bij meervoud -s?

Slide 16 - Open vraag

Huiswerk woensdag 25 maart
m: opdracht 4,5 en 6 (pagina 109) Taalverzorging H4 meervoud op -en en -s. 

Foto van maken en delen met mij via de mail:
sa.bentem@wellant.nl

Slide 17 - Tekstslide