Pouvoir

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Le programme pour aujourd'hui

- Interrogation d'apprendre 2

- Le verbe 'pouvoir'

- Les devoirs

de voorzichtigheid =

1. le mouvement
2. la pratique
3. la solidité
4. la prudence

lijken =

Ils s'éclatent. =

1. Hij gaat uit z'n dak.
2. Zij verplaatsen zich.
3. Zij gaan uit hun dak.
4. Zij trainen.

onmisbaar =

Hij beheerst zijn lichaam. =

1. Il maitrises son corps.
2. Il maitrise sa corps.
3. Il maitrise son corps.
4. Il maitriser son corps.

de uitrusting =

de warming-up =

1. l'échaufement
2. l'echauffement
3. l'échauffemant
4. l'échauffement

Le verbe 'pouvoir'

je peux                     =        ik kan

tu peux                    =        jij kan

il/elle/on peut      =        hij/zij/men kan

nous pouvons     =        wij kunnen

vous pouvez         =       jullie kunnen / u kunt

ils/elles peuvent =      zij kunnen

Le verbe 'pouvoir'

passé composé

j'ai pu                       =    ik heb gekund

tu as pu                  =    jij hebt gekund

il/elle/on a pu      =    hij/zij /men heeft gekund

nous avons pu   =    wij hebben gekund

vous avez pu      =    jullie hebben gekund / u heeft gekund

ils/elles ont pu   =   zij hebben gekund

Le verbe 'pouvoir'

1. D'abord, tu fais l'exercice 8ABCDE.

2. Après, tu pratiques le verbe 'pouvoir' avec www.verbuga.eu.

Les devoirs

Les devoirs pour mardi le 9 novembre:

- Finir l'exercice 8ABCDE

- Apprendre 3