Examentraining Antigone

Examentraining Antigone
Grieks 2025
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining Antigone
Grieks 2025

Slide 1 - Tekstslide

εἴσοδοι
σκηνη
θυμελη
θεατρον
ὀρχηστρα
proscenium
podium voor het toneelgebouw
toegangen tot de orchestra
toeschouwersruimte
dansplaats
toneelgebouw
altaar

Slide 2 - Sleepvraag

Hoe heet de broer van Haimon?
A
Kreon
B
Megareus
C
Polyneikes
D
Laocoon

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet de vader van Oedipus?

Slide 4 - Open vraag

Hoe heet de vrouw van Oedipus?

Slide 5 - Open vraag

Hoe heet de vrouw van Kreon?

Slide 6 - Open vraag

Wie zien we op deze afbeelding?

Slide 7 - Open vraag

Welke mythe, terugkomend in de stamboom van Cadmus, zien we hier?

Slide 8 - Open vraag

Wie nam het in de discussie over het begraven van Ajax op tegen Agamemnon?

Slide 9 - Open vraag

Noem een verschil tussen de Antigone van Sophocles en de Phoenissae van Euripides, waarin Antigone ook botst met Creon

Slide 10 - Open vraag

Sophocles heeft ook een rol gespeeld op politiek, religieus en militair gebied
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Wat voor vragen kun je verwachten?
* Citeervragen 
* Beschrijf in eigen woorden ... (de oorzaak, wat bedoeld wordt, de overeenkomst tussen, het verschil in reactie, etc.)
* Actualiseren
* Naar wie of wat verwijst...
* Zet de volgende werkwoordsvormen op chronologische volgorde
* Verklaar verschil in tijd/aspectswaarde
* Vergelijken met literaire vertaling
* Stijlfiguur
* Argumentatieve begrippen 
* Vergelijking met een andere tekst                                                            Zie site Addisco

Slide 12 - Tekstslide

Valkuilen in de formulering
* Woord of tekstelement (eerste woord telt; te ruim)
* Niet concreet genoeg
* 'Hij vindt dat niet leuk'
* Niet ieder element van de vraag beantwoord (bijv. 'koppel het aan de betekenis van het werkwoord') 
* Definitie blijkt niet duidelijk genoeg uit antwoord (bijv. bij a-fortiori-redenering, retrospectie, prospectie, dramatische ironie, etc.)
* Niet gelet op regelnummers 

Slide 13 - Tekstslide

Minder vaak tegengekomen
* Hypallage (r. 26)
* Eufemisme 
* Personificatie (r. 451-2)
* Apostrofe (r. 898-99)
* A-fortiori-redenering 
* Analogie-redenering 

Slide 14 - Tekstslide

Aandachtspunten in de proefvertaling
* Logica in het verhaal (lees de inleiding!) 
* Woordvolgorde/zinsloop (het moet altijd kloppend Nederlands zijn!)
* Vertaling τε 
* Vertaling (μεν ...) δε
* Voortijdigheid/gelijktijdigheid (ptc!)
* Vormen van de namen in de juiste nom.
* τι met of zonder accent
* Mannelijk/vrouwelijk of onzijdig (bijv. iemand of iets)
* οἱος τε εἰμι = kunnen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Niet vaak tegengekomen dit jaar:
* Gen. abs. 
* Comparativus en superlativus
* Genitivus comparationis
* Verplaatsingsoptativus (obliquus), p. 178 
* Coni. zonder ἀν in hoofdzin (adhortativus, prohibitivus, dubitativus, finalis (μη of ἱνα)
* νιν = αὐτην of αὐτας
* dubbele dativus
* -μεσθα = -μεθα 

Slide 17 - Tekstslide

Enkele grammaticale termen
* Prodelisie
* Postpositie

Slide 18 - Tekstslide

Hoe heette de dichter die als eerste een prijs won met een tragedie?
A
Aristophanes
B
Sophocles
C
Euripides
D
Thespis

Slide 19 - Quizvraag

Leg uit waarom er altijd een altaar op het toneel stond.

Slide 20 - Open vraag

Hoe heette het meerdaags religieus festival waar de Antigone is opgevoerd?

Slide 21 - Open vraag

Aan welke god was dit gewijd?

Slide 22 - Open vraag

Aeschylus
Sophocles
Beginperiode
1 acteur
Tweede acteur erbij
Derde acteur erbij

Slide 23 - Sleepvraag

Parodos 
Epeisodia 
exodos
Agon
Woordenstrijd in lange redevoering
Bedrijven van toneelstuk
Koorlief waarmee koor opkomt
Afsluitend bedrijf; koor gaat af

Slide 24 - Sleepvraag

Hoe noemen we een dialoogvorm van maximaal 1 of 2 verzen?

Slide 25 - Open vraag

ἠθος 
περιπετεια 
ἁμαρτια
ἐλεος
καθαρσις
Reiniging van emoties
Plotselinge omslag
Een fout
karakter
medelijden

Slide 26 - Sleepvraag

Wanneer leefde Sophocles?
A
Rond 350 BC
B
Rond 450 BC
C
Rond 550 BC
D
Rond 650 BC

Slide 27 - Quizvraag

De agon en de vele monologen kun je opvatten als 'retorica in de praktijk'. Hoe heetten de rondtrekkende leraren die in retorica onderwezen?

Slide 28 - Open vraag

Welke gebeurtenis uit Sophocles' leven betekende het einde van Athene's positie?

Slide 29 - Open vraag

In welke tijd speelt Brecht's Antigone zich af?

Slide 30 - Open vraag

Hoe heet de Griekse filosoof die veel over theater heeft geschreven?

Slide 31 - Open vraag

Hoe leren voor het examen?
* Leer in kleine blokjes (zie schema): herhaling is key 
* Let op de inhoud van de zinnen
* Leer altijd het Nederlands en het Grieks samen
* Kijk of je moeilijke grammatica of stijlfiguren eruit kunt halen
* Zorg ervoor dat je woorden die vaak voorkomen uit je hoofd kent 
* Check zo nu en dan of je een stukje dat je eerder geleerd hebt nog enigszins gemakkelijk kunt vertalen
* Lees zo nu en dan een hoofdstuk in z'n geheel terug voor de grote verhaallijn 

Slide 32 - Tekstslide

Nu: pauze
Straks: oud examen Antigone maken + stukje proefvertaling

Slide 33 - Tekstslide