8.1 Nauwkeurig kijken

Hoofdstuk 8 Observeren
8.1 Nauwkeurig kijken 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8 Observeren
8.1 Nauwkeurig kijken 

Slide 1 - Tekstslide

Observeren

Slide 2 - Woordweb

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan de student uitleggen waarom het van belang is om kinderen te observeren in de kinderopvang.


Aan het einde van de les kan de student de betekenis van subjectief en objectief uitleggen.

Aan het einde van de les kan de studenten drie voorbeelden geven van waarnemingsfouten.


Slide 3 - Tekstslide

Verschil tussen waarnemen en observeren 






Waarnemen
is meer dan alleen kijken. Dit doe je altijd en overal.

Observeren doe je bewust op bepaalde momenten.

Slide 4 - Tekstslide

Waarnemen is...
A
Bewust
B
Objectief informatie verzamelen
C
Ontvangen van signalen uit je omgeving
D
Methodisch

Slide 5 - Quizvraag

Observeren is....
A
Zonder doel
B
Objectief informatie verzamelen
C
Zonder vastgestelde stappen
D
Onbewust

Slide 6 - Quizvraag

1

Slide 7 - Video

00:55
Welke veranderingen heb je gezien?

Slide 8 - Open vraag

Waarnemingsfouten
Onvolledige waarneming
Verschillend waarnemen
Onjuiste waarneming
Je kan niet alles tegelijk zien en horen.
Twee mensen zien dezelfde situatie, maar hebben allebei een andere uitleg over de situatie.
Je neemt het verkeerde waar, je ziet het straks anders dan nu.

Slide 9 - Sleepvraag

Nauwkeurig kijken vanuit je referentiekader
Je wilt tijdens een observatie zo min mogelijk beïnvloed worden.
Jouw referentiekader (hoe je denkt, je opvoeding, dingen die je hebt meegemaakt) bepaalt hoe jij dingen ziet en herkent.

Jouw normen en waarden sturen je gedachten.
Waarden:
Ideeën over wat goed en minder goed gedrag is.
Normen:
Regels voor gedrag die vanuit deze waarden komen.


Slide 10 - Tekstslide

Een waarde die ik belangrijk vind is...
(Ideeën over wat goed en minder goed gedrag is)

Slide 11 - Open vraag

Een norm die ik belangrijk vind is...
(Regels voor gedrag die vanuit deze waarden komen)

Slide 12 - Open vraag

Hoe je niet moet observeren
Selectief waarnemen = Je kiest wat je ziet.

Projectie = Je herkent of meet gedrag aan je eigen ervaringen, gedrag of eigenschappen.
Humeur en aandacht kunnen de observatie beïnvloeden.


Slide 13 - Tekstslide

Verschil tussen subjectief en objectief


Je mag tijdens een observatie nooit het woord ‘want’ gebruiken. Als je dit woord gebruikt ga je ervan uit dat iets met een bepaalde reden is gebeurd!

Slide 14 - Tekstslide

Omschrijf zo objectief mogelijk wat je ziet...

Slide 15 - Tekstslide

Omschrijf zo objectief mogelijk wat je ziet...

Slide 16 - Tekstslide

Waarom is het van belang om kinderen te observeren in de kinderopvang?

Slide 17 - Open vraag

Wat is subjectief?

Slide 18 - Open vraag

Wat is objectief?

Slide 19 - Open vraag

Geef drie voorbeelden van waarnemingsfouten

Slide 20 - Open vraag

Koppeling BGO (observeren)
Vandaag uitwerken:
 Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren:
 Beschrijf de aanleiding van de observatie. Leg uit welk aspect van het gedrag je gaat observeren en waarom je hiervoor kiest. De aanleiding kan positief of negatief zijn.

Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op:
 Denk aan de leeftijd, welke groep, thuissituatie, eigenschappen, waar speelt het kind graag mee etc.

Slide 21 - Tekstslide

Wat vonden jullie van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll