Tib blok 4 les 5 voegwoorden
1 / 13
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Probeer nu van die twee zinnen
één zin te maken.
één zin te maken.
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Hoe noemen we de woorden; en, want, maar, of?
Slide 6 - Open vraag
Wat is het voegwoord?
Mijn vriend bleef altijd van mijn taaitaai af, want hij heeft een hekel aan koek.
Mijn vriend bleef altijd van mijn taaitaai af, want hij heeft een hekel aan koek.
A
vriend
B
taaitaai
C
want
D
een
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het voegwoord?
Nu moet ik mijn kruidnootjes verstoppen of hij eet ze allemaal op.
Nu moet ik mijn kruidnootjes verstoppen of hij eet ze allemaal op.
A
hij
B
eet
C
op
D
of
Slide 8 - Quizvraag
De kinderen zijn heel braaf, want anders krijgen ze straf.
A
en
B
want
C
maar
D
of
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord kan de zinnen verbinden?
De meester speelt gitaar.
Hij zingt ook.
De meester speelt gitaar.
Hij zingt ook.
A
en
B
want
C
maar
D
of
Slide 10 - Quizvraag
Gaat hij naar huis?
Gaat hij naar de bso?
Gaat hij naar de bso?
A
en
B
want
C
maar
D
of
Slide 11 - Quizvraag
Gisteren was ik niet blij.
Vandaag wel.
Vandaag wel.
A
en
B
want
C
maar
D
of
