VTH Thema 2 Medicatie deel 2

VTH medicatie deel 2
Regels rondom medicatie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

VTH medicatie deel 2
Regels rondom medicatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maar eerst..
4 vragen over de opdracht van afgelopen les
20 seconden per antwoord

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat wordt verstaan onder cumulatie van medicijnen?
A
te veel medicijnen
B
ophoping van medicijnen in het lichaam
C
lichamelijke/ of psychische afhankelijkheid
D
steeds meer nodig voor dezelfde werking

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een cliënt geestelijk en lichamelijk afhankelijk is van een medicijn dan is er sprake van...
A
complicatie
B
interactie
C
gewenning
D
verslaving

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer een medicijn best niet samen met iets anders wordt toegediend of ingenomen, omwille van..
A
reactie
B
interactie
C
indicatie
D
indigestie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die een steeds hogere dosis van een medicijn nodig heeft, noemt men ook..
A
gewenning
B
bestemming
C
gewering
D
beleving

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inleidend filmpje

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Binnen de zorg in Nederland werken vele verschillende disciplines samen om een goede volksgezondheid te waarborgen. Een goede afstemming tussen bijvoorbeeld, overheid, zorginstellingen, apothekers, zorgverleners en zorgvragers, is dus van groot belang.
Het verstrekken en fabriceren van medicatie is bijvoorbeeld aan strenge eisen gebonden. Deze eisen zijn vastgelegd in de ‘Geneesmiddelen Wet’ en de ‘Opiumwet’
De geneesmiddelenwet zorgt ervoor dat een geneesmiddel eerst op allerlei manieren wordt getest voordat het markt-breed kan worden verkocht en kan worden gebruik als geneesmiddel bij ons patiënten/mensen.
Verder geeft deze wet aan dat bevoegde specialisten, die medicatie kunnen voorschrijven, alleen het gebruik van in Nederland geregistreerde geneesmiddelen mogen voorschrijven. Dus een arts die verhuisd is van Duitsland naar Nederland en in Duitsland gewend is om zijn patiënten een bepaald medicijn voor te schrijven, het hier in Nederland niet mag voorschrijven. De arts zal dus een vervangend medicijn met dezelfde stof moeten vinden die in Nederland staat geregistreerd.
Daarnaast geeft de wet aan dat een (voorgeschreven) medicament altijd in een Nederlandstalige verpakking moet zitten en dat er een bijsluiter aanwezig moet zijn dat in het Nederlands is geschreven.
De Opiumwet verbiedt het handelen in verdovende middelen. In deze wet wordt sinds 1976 onderscheid gemaakt in harddrugs en softdrugs. In beide gevallen is het in beginsel verboden om middelen die op de lijst staan:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen (smokkelen);
B. te telen, te bereiden, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben (het bezit);
D. te vervaardigen.
Er geldt een uitzondering voor de apotheken. Een apotheek mag onder strikte voorwaarden in het bezit zijn van bepaalde grondstoffen om ze klaar te maken voor de genezing van mensen. Op grond van een uitzondering in de Opiumwet mogen apotheken bepaalde stoffen (grondstoffen en bereidingen) in bezit hebben, zij worden echter verplicht deze stoffen correct op te bergen (in een speciale, afsluitbare ruimte) en een zeer nauwkeurige administratie bij te houden.

Slide 12 - Tekstslide

De Kwaliteitswet Zorginstellingen. Deze wet verplicht zorginstellingen een kwaliteitsbeleid te voeren, dat gericht is op het bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit van de zorg. De verzorging en de verpleging in zorginstellingen moeten voldoen aan de behoeften van de cliënten. Om te zorgen dat daar op een goede manier aan gewerkt wordt, is de Kwaliteitswet Zorginstellingen vastgesteld. Een aantal kwaliteitseisen zijn:
Zorginstelling moet verantwoorde zorg leveren. Dat betekent dat de zorg voldoet aan de behoeften van de cliënten, en doeltreffend en doelmatig wordt toegepast.

Beleid formuleren dat gericht is op kwaliteit. De instelling zal dus interne afspraken moeten hebben als het gaat om bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit van de geleverde zorg.
Ook moet de zorginstelling een kwaliteitssysteem opzetten dat kwaliteit van zorg waarborgt. Denk bijvoorbeeld aan taken, verantwoordelijkheden, controlesystemen, ed.

Verder is de zorginstelling verplicht om een jaarverslag te maken waarin onder andere de manier en resultaat van kwaliteitsbeoordeling in staat beschreven, hoe is er omgegaan met bijvoorbeeld klachten van patiënten.
De overheid controleert op naleving van deze wetten. Om beleid, dat naleving van deze wetten en eisen realiseert, te controleren zijn er voor de farmaceutische industrie, leveranciers van medicatie en apotheken, verenigingen opgericht. Voorbeelden zijn:

de Koninklijke Nederlandse maatschappij ter bevordering van de Pharmacie (KNMP) &
de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA).
Een gezondheidszorginstelling moet zorgen voor een duidelijk medicatiebeleid. Zo’n beleid heeft betrekking op:
Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de verschillende medewerkers (artsen, verpleegkundigen, verzorgenden, apothekers en apothekersassistenten)
Distributiesysteem en opbergsysteem van medicijnen (het in ontvangstnemen van medicijnen, het opbergen en beheren van de medicaties, het verstrekken van medicijnen),
Controle op medicijngebruik, registratie en eigen beheer van medicatie,
Samenwerking met externe partners,
Registratiesysteem van fouten en incidenten.

Slide 13 - Tekstslide

Kwaliteitsbeleid dat een zorginstelling formuleert, dat wettelijke verplicht gesteld is door de overheid middels de Kwaliteitswet Zorginstellingen, kan betreft medicatieprocedures uit de volgende eisen bestaan:

 
De Arts (lees bevoegd specialist) is bevoegd en verantwoordelijk voor het uitschrijven van de medicatie. Hij schrijft en ondertekent het recept en dan is het geldig om door jou als verzorgende in gang te worden gezet. Dus geven aan de patiënt.

Artsen, verpleegkundigen, verzorgenden en apothekers kijken kritisch of het medicijn ook het gewenste effect heeft bij de zorgvrager. Een ander geneesmiddel kan dan beter zijn?
De zorginstelling beschrijft in het kwaliteitsbeleid op welke wijze het medicatieproces moet verlopen. Dit betekent dat bijvoorbeeld personeel bevoegd en bekwaam moet zijn tot het geven van medicatie volgens een voorschrift. De leidinggevende van een afdeling moet de verpleging en verzorgende de gelegenheid bieden om medicatie uit te zetten, te controleren en aan de ZV toe te dienen.
De leidinggevende stelt vast welke medewerkers gekwalificeerd zijn om de taken uit te voeren. Voorbeeld is het aanvullen van medicatievoorraden op afdelingen door assistenten, het klaarmaken van AB door de apothekersassistenten ipv de verpleegkundigen.

De leidinggevende moet ook regelmatig de benodigde kennis van de medewerkers toetsen en zorgen voor bijscholing. Er kan bijvoorbeeld een themadag ‘veilig medicijnen toedienen’ worden georganiseerd door de apotheek, of E-learning programma’s aankopen en gelegenheid geven tot het maken van deze toetsing.
Als zorgverlener moet je in kunnen schatten of de ZV in staat is zijn medicatie zelf te beheren. Primair is de patiënt zelf verantwoordelijk om zijn medicatie op het juiste wijze en juiste tijd in te nemen. Echter, niet elke patiënt is hiertoe in staat. Het is erg belangrijk om hier afspraken over te maken (met patiënt en/of familie) en in het zorgdossier vast te leggen.
Begeleiding in medicatiegebruik kan bestaan uit voorlichting en of instructie van medicijn gebruik. Bijvoorbeeld het injecteren van fraxiparine of goede uitleg betreft het innemen van medicatie op nuchtere maag of innemen met voedsel.

Slide 14 - Tekstslide

VRAAG: wie kan mij aangeven hoe medicijnen worden opgeslagen en bewaard?
Op medicijnen staat een houdbaarheidsdatum. Deze datum geeft aan tot wanneer het medicament zijn werking kan garanderen. Het is niet de bedoeling dat het medicijn in de vuilnisbak terecht komt. Medicijnen die over datum zijn worden bij de apotheker ingeleverd.

Slide 15 - Tekstslide

Medicijnregistratie: is een noodzaak om distributieprocedures van medicijnen duidelijke te laten verlopen binnen een gezondheidsinstelling. Hiervoor zijn verschillende distributiesystemen ontwikkeld. In ieder systeem moeten per zorgvrager de volgende gegevens opgenomen zijn:
naam van de ZV en van het medicijn,
tijd van toediening,
exacte dosering,
toedieningswijze.
Distributiesystemen: iedere instelling heeft een distributiesysteem. Medicijnen kunnen worden uitgezet in dag en of weeksystemen. Daarnaast bestaan er dag en weekcassettes waarin medicijnen worden gedistribueerd. Dit is instellingsafhankelijk. Denk bijvoorbeeld aan verzorgingshuizen waarbij medicaties niet snel bij bewoners veranderen. In ZH maakt men veel gebruik van medicijnkarren. Deze karren zijn voorzien van bakken of laden. Deze lades zijn onderverdeeld in vakken, zo kunnen de medicijnen op verschillende tijden worden ingedeeld.
Rol voor de apotheek? Het uitzetten van medicijnen gebeurt steeds meer door de apotheek. Een van de reden hiervoor is de zorgdrukte van verzorgend personeel. Andere reden is medicatieveiligheid. Opslagruimtes zijn toegankelijk voor personeel en ZV waardoor medicaties worden weggenomen voor bijvoorbeeld eigen gebruik. Het toedienen en controleren blijft een plicht voor de zorgverlener.

Slide 16 - Tekstslide

Uitzetten: De verpleegkundige zal vanuit de voorraad medicijnen klaarzetten om in de loop van een dag toe te dienen. Het uitzetten kan voor 24uur gedaan worden in een instelling, maar ook voor bijvoorbeeld een week, in de thuiszorg. Om het uitzetten van medicijnen goed te kunnen doen, heb je in ieder geval de volgende gegevens nodig.

Naam en geb. datum van de ZV,
Naam van de Arts die het medicijn heeft voorgeschreven,
De exacte dosering,
De tijd waarop het medicament wordt toegediend,
Methode van toediening,
Vervaldatum van het medicijn,
De originele (intacte) verpakking.

Start- en Stopdatum: Tijdens het uitzetten van de medicijnen is het belangrijk goed op de start- en stopdatum te letten. Die op het recept staan. Een AB-kuur heeft over het algemeen een bepaalde toedieningsperiode waarop het gebruikt moet worden voor een optimaal effect. Is deze periode voorbij, raadpleeg de arts als er geen STOP-datum staat genoteerd. Ook een arts kan immers vergeten de stopdatum in te vullen. Daarnaast zijn er veel medicijnen die niet zomaar gestopt kunnen worden.
 Het uitsluipen van deze medicijnen houdt in dat de toe te dienen hoeveelheid langzaam verminderd wordt. Tijdens het uitzetten van medicijnen moet je hier ook goed op letten. Antidepressiva en Prednison zijn voorbeelden van medicijnen die niet zomaar gestopt mogen worden.

Slide 17 - Tekstslide

Als verpleegkundige ben je erg druk met medicijn gerelateerde activiteiten. Medicijn-administratie, toedienen en registeren. En dat allemaal in een soms hectische omgeving met veel afleiding en soms hoge werkdruk. Dit betekent dat je je goed moet kunnen concentreren om zo min mogelijk fouten te maken. Naast registratie en toediening, krijg je ook vragen over medicijnen die je moet kunnen beantwoorden en moet je in staat zijn werking van geneesmiddelen te kunnen observeren en controleren, maar het kan ook jouw taak zijn om de volledige verantwoording voor het medicijngebruik over te nemen. Dit vraagt om concentratie en focus! Hier staan verschillende hesjes afgebeeld met de tekst: ‘Niet storen, medicijn ronde’. De verpleegkundige kan nu gerust zijn ronde ongestoord en gefocus uitboeren. De kans op fouten wordt hiermee sterk verminderd.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Controle en registratie buiten de afdeling:
Een van de mogelijkheden, om ruis en risico's betreft onjuiste en onvolledige informatie te ontvangen, is door het centraal bewaren / opslaan van patiëntengegevens. Dit is tot op heden nog steeds in ontwikkeling. Omdat de privacywet hierbij om de hoek komt kijken verloopt dit traag en zijn nog niet alle partijen het met elkaar eens.
Een ander voorbeeld is het EPD. In de meeste ziekenhuizen zie dit geïmplementeerd en functioneren. Hierbij bemerk je duidelijk communicatie tussen HA, apotheek en ZH. Een vooruitgang dat nog verbeterd kan worden. Voordeel van dit systeem is dat er in een oog opslag duidelijk is wat de contra-indicaties zijn, allergieën, meest recente medicatielijst, etc… Een voordeel voor de apotheek is dat zij mee kunnen denken betreft voorgeschreven medicaties. Zichtbare lab uitslagen geven informatie. Zeker als het gaat om patiënten met nierfalen. Veel medicijnen zijn belastend. De apotheker weet welke medicijnen eventueel als vervanger kunnen worden ingezet om zo verdere nier-schade te voorkomen.
Het gebruik van een barcode houdt in dat je met een scan-apparaatje en een barcode op zowel het polsbandje van de ZV als op de verpakking van het medicijn geholpen wordt om nogmaals goede controle uit te voeren. Deze ontwikkeling is nog nieuwe en wordt nog niet overal toegepast. In de instellingen waar het gebruikt wordt, is het aantal fouten bij de distributie van medicijnen fors gedaald.

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

VRAAG: aan de gehele klas. Mag je een medicatie fout maken? Hoe denken we hier over? Wat zou de reactie zijn op een fout?
VRAAG: kunnen we fouten voorkomen?
Hoe kunnen we fouten voorkomen?
Om de kans op fouten zo klein mogelijk te maken, kan een afdeling een cultuur scheppen waarin serieus omgaan met het medicatiebeleid wordt gestimuleerd. Door dit beleid herhaaldelijk te evalueren, kunnen onregelmatigheden worden opgespoord en regels aangepast en verbeterd. Iedereen zal zich betrokken voelen bij het beleid als het niet gaat om het aanwijzen van schuldige, maar om iets te leren van de gemaakte fout. Het voorkomt dat schuldgevoelens gaan overheersen.

Slide 22 - Tekstslide

Wat doen we bij een medicatie fout?

We weten dat fouten niet te voorkomen zijn. Waar mensen werken worden fouten gemaakt. Echter in de zorg kan een fout fataal zijn. Dus een optimale veilige goed gecontroleerde medicatiedistributie en medicatiegebruik binnen een zorginstelling is uitermate belangrijk. Maar wat doen we dan als een verzorgende een fout heeft gemaakt?
Als eerste observeren we de zorgvrager/patiënt op mogelijke schadelijke effecten,
We maken zo snel mogelijk melding bij de leidinggevende en de (behandelend) arts. Mogelijk dat er controle afspraken en/of evt medicatie moet worden klaargemaakt om de effecten te kunnen couperen.
 De arts zal eventuele mogelijke vervolg acties bepalen.
De verzorgende die de fout heeft gemaakt schrijft een MIP (Melding incidenten Patiëntenzorg). Waarom zelf?

 Omdat we klikken en achterklap moeten voorkomen en daarnaast de feiten zo waarheidsgetrouw moeten noteren. Op een MIP-formulier wordt de fout gemeld, zodat de fout geanalyseerd kan worden om deze in de toekomst te voorkomen. Het is dan belangrijk om te weten wie de medicijnen heeft uitgezet, heeft gecontroleerd en heeft uitgedeeld.
Zorginstellingen hebben een commissie aangesteld om aan de wet kwaliteitseisen te voldoen. Deze commissie kan maatregelen adviseren waarmee deze fouten voorkomen worden.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan medicatie toedienen
  1. Het juiste medicijn
  2. De juiste cliënt
  3. Het juiste tijdstip
  4. De juiste manier van toediening
  5. De juiste dosis

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juiste tijd
Juiste persoon
Juiste medicijn
Juiste dosering
Juiste toedieningswijze

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht( zelfstandig werken)
Maak in edition of jullie digitale boeken de verwerkingsopdrachten    VTH Thema 2    2.2 'medicijnen' en 2.3 'Regels rondom medicatie' + vul de eerste 2 bolletjes van de LWP in ETO

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies