Straling tot nu toe

Straling tot nu toe
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Straling tot nu toe

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de eigenschap waardoor straling door stoffen heen kan dringen?
A
Reflecterend vermogen
B
Opnemend vermogen
C
Doordringend vermogen
D
Transmissievermogen

Slide 2 - Quizvraag

Welk instrument wordt gebruikt om stralingssporen te detecteren door een condensspoor achter te laten?
A
Nevelvat
B
Spectrometer
C
Geiger-Müllerteller
D
Hydrometer

Slide 3 - Quizvraag

Welk type straling heeft het kleinste doordringende vermogen en kan makkelijk worden tegengehouden door een vel papier?
A
Gammastraling
B
Röntgenstraling
C
Alfastraling
D
Bètastraling

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noem je atomen met hetzelfde aantal protonen maar een ander aantal neutronen?
A
Nucleotides
B
Atomen
C
Isotopen
D
Neutrinos

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noemen we het nummer van het totaal aantal deeltjes in een atoom?
A
Atoom nummer
B
Proton aantal
C
Massagetal
D
Neutron aantal

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de samenstelling van een alfadeeltje?
A
Drie protonen en één neutron
B
Twee elektronen en twee neutronen
C
Eén proton en één neutron
D
Twee protonen en twee neutronen

Slide 7 - Quizvraag

Welk type straling kan de samenstelling van de atoomkern veranderen?
A
Röntgenstraling
B
Bètastraling
C
Alfastraling
D
Gammastraling

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de maat voor de maximale afstand die alfa- en bètastraling in een stof kunnen doordringen?
A
Halveringsdikte
B
Dracht
C
Activiteit
D
Ioniserend vermogen

Slide 9 - Quizvraag

Welk materiaal wordt vaak gebruikt voor stralingsbescherming?
A
Koper
B
Beton
C
Lood
D
Aluminium

Slide 10 - Quizvraag

Waar verwijst de term 'halfwaardetijd' naar bij radioactiviteit?
A
Tijd nodig voor volledig verval
B
Tijd waarna de helft van de radioactieve kernen overblijft
C
Tijd die een radioactieve stof nodig heeft om zijn piekactiviteit te bereiken
D
Tijd voor straling om de helft van zijn energie te verliezen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de eenheid van activiteit voor een radioactieve bron?
A
Gray
B
Sievert
C
Curie
D
Becquerel

Slide 12 - Quizvraag

Welke factor bepaalt de activiteit van een radioactieve bron?
A
De halfwaardetijd
B
De kleur
C
De temperatuur
D
De hoeveelheid radioactieve stof

Slide 13 - Quizvraag

Hoe verandert de activiteit van een radioactieve bron gedurende elke halveringstijd?
A
Het neemt met de helft af
B
Het verdubbelt
C
Het stijgt met 10%
D
Het blijft constant

Slide 14 - Quizvraag

Wat voor soort straling is röntgenstraling?
A
Niet-ioniserende straling
B
Ioniserende straling
C
Lichtstraling
D
Kleurstraling

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kan de tijd in de nabijheid van een radioactieve bron worden beperkt?
A
Door radioactieve bronnen direct op te bergen in een doosje met wanden van lood
B
Door het plaatsen van een loodscherm
C
Door het gebruik van radioactieve bronnen met een hoge activiteit
D
Door het dragen van een loodschort

Slide 16 - Quizvraag

Hoe kan het ALARA-principe worden toegepast bij stralingswerkers en patiënten?
A
Door het gebruik van radioactieve bronnen met een hoge activiteit
B
Door het dragen van een loodschort
C
Door zo veel mogelijk tijd in de nabijheid van een radioactieve bron door te brengen
D
Door het verhogen van de radioactieve bronactiviteit

Slide 17 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de hoeveelheid ontvangen ioniserende straling te hoog is?
A
De stralingswerker mag een tijd lang niet meer met ioniserende straling werken
B
De werker moet meer met straling werken
C
De badge wordt gereset
D
De werker krijgt een beloning

Slide 18 - Quizvraag

Wat houdt een stralingsbadge bij voor stralingswerkers?
A
Hoeveel ioniserende straling de werker heeft ontvangen
B
De naam van de stralingswerker
C
Hoe lang de werker met straling heeft gewerkt
D
Welk type straling de werker heeft ontvangen

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de bestraling stopt?
A
Er ontstaat radioactiviteit
B
Er is geen risico meer op verdere beschadiging
C
Het risico op kanker neemt toe
D
De stralingsbron wordt sterker

Slide 20 - Quizvraag

Wat houdt alfastraling tegen?
A
De spieren
B
De opperhuid
C
De botten
D
De bloedvaten

Slide 21 - Quizvraag

Welk type straling kan schade aanrichten binnen in je lichaam?
A
Gammastraling
B
Alfastraling
C
Neutronenstraling
D
Bètastraling

Slide 22 - Quizvraag

Hoe kan radioactieve stof in je lichaam terechtkomen?
A
Inademen
B
Injectie
C
Aanraken
D
Inslikken

Slide 23 - Quizvraag

Waarom moet de opslag van radioactief afval niet toegankelijk zijn voor onbevoegde mensen?
A
Om te zorgen dat alles veilig blijft
B
Om diefstal te voorkomen
C
Om kosten te besparen
D
Om de verpakking te beschermen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Welke soort straling gebruikt de arts voor het uitwendig bestralen van tumoren in het lichaam?
A
Röntgenstraling
B
Ultraviolette straling
C
Laserstraling
D
Gammastraling

Slide 26 - Quizvraag

Waarom richt de dokter de straling vanuit verschillende richtingen op de tumor?
A
Om het gezonde weefsel zo min mogelijk te beschadigen
B
Om de tumor te bevriezen
C
Om de tumor te vergroten
D
Om de straling te versterken

Slide 27 - Quizvraag

Hoe noem je het proces waarbij een dokter een bundel straling op een tumor richt?
A
Uitwendig bestralen
B
Stralingsbehandeling
C
Inwendig bestralen
D
Tumorinjectie

Slide 28 - Quizvraag

Welke straling is het meest geschikt voor inwendige bestraling?
A
Röntgenstraling
B
Alfastraling
C
Gammastraling
D
Bètastraling

Slide 29 - Quizvraag

Wat meet de PET-scan om delen van de schildklier of kankercellen zichtbaar te maken?
A
De kernstraling die ieder deel van de schildklier uitzendt.
B
De radiogolven die door het lichaam worden uitgezonden.
C
De warmte die door het lichaam wordt geproduceerd.
D
De magnetische velden in het lichaam.

Slide 30 - Quizvraag

Welke stof is geschikt om de schildklier te onderzoeken met een PET-scan?
A
Jodium
B
Kalium
C
Natrium
D
Calcium

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de rol van een tracer bij een PET-scan?
A
Een tracer maakt het lichaam warm.
B
Een tracer maakt processen in het lichaam zichtbaar.
C
Een tracer maakt het water in het lichaam magnetisch.
D
Een tracer zendt radiogolven uit.

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de functie van de magneet bij een MRI-scan?
A
De magneet maakt het lichaam warm.
B
De magneet detecteert straling van een tracer.
C
De magneet maakt het water in het lichaamsweefsel magnetisch.
D
De magneet zendt radiogolven uit.

Slide 33 - Quizvraag

Hoe werkt een CT-scan?
A
De scanner maakt gebruik van radiogolven.
B
De scanner maakt gebruik van een sterke magneet.
C
De scanner maakt gebruik van een tracer.
D
De scanner maakt röntgenfoto's vanuit verschillende hoeken.

Slide 34 - Quizvraag

Waarom wordt gammastraling gebruikt bij het exporteren van groente en fruit?
A
Om de producten te doen groeien
B
Om insecten, schimmels en bacteriën te doden
C
Om de kleur van de producten te versterken

Slide 35 - Quizvraag

Hoe wordt straling gebruikt door de fabrikant van leidingen voor water of gas?
A
Om de leidingen te buigen
B
Om zwakke plekken en scheurtjes op te sporen
C
Om de leidingen te isoleren
D
Om de leidingen te reinigen

Slide 36 - Quizvraag

Hoe wordt straling ingezet in de metaalindustrie?
A
Om de hardheid van metaal te meten
B
Om de temperatuur van metalen te beïnvloeden
C
Om de kleur van metalen te veranderen
D
Om de dikte van metalen platen te controleren

Slide 37 - Quizvraag

Hoe kan straling worden gebruikt voor het bestuderen van schilderijen?
A
Met röntgenstraling kan een afbeelding worden gemaakt van de onderste verflagen.
B
Met zonlicht kan de handtekening van de schilder worden gezien.
C
Met geluidsgolven kan de leeftijd van het schilderij worden bepaald.
D
Met elektrische stroom kan de kleur van de verf worden achterhaald.

Slide 38 - Quizvraag

Wat doet gammastraling met bacteriën op medische voorwerpen?
A
Doodt de bacteriën
B
Verkleurt de bacteriën
C
Vergroot de bacteriën
D
Maakt de bacteriën sterker

Slide 39 - Quizvraag

Hoe worden medische materialen zoals verbandmiddelen en operatie-instrumenten steriel?
A
Door UV-licht
B
Door gammastraling
C
Door lucht drogen
D
Door kokend water

Slide 40 - Quizvraag