H2_INDEP_Unit5__Test Practice

Welcome! 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome! 

Slide 1 - Tekstslide

Lesson goals


After this lesson, 

You know what to do on the official Unit 5 test by doining this LessonUp.

Slide 2 - Tekstslide

Lessonplan


- Test practise 
- End of lesson

Slide 3 - Tekstslide

Words
Exercise 1, 2, 3 and 4 are vocabulary (woordenschat) oefeningen. 
In totaal zijn deze 32 punten waard. (= 32 vragen)


Je moet 43 punten halen voor een voldoende. 

Slide 4 - Tekstslide

Geef de Engelse vertaling van het woord
Grootbrengen
= to...

Slide 5 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van het woord
Vrijlaten
= to...

Slide 6 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van het woord
Zakkenrollen
= to...

Slide 7 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van het woord
Waardevolle spullen

Slide 8 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van het woord
Inbreker

Slide 9 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van het woord
springkussen

Slide 10 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van het woord
ziekte

Slide 11 - Open vraag

Geef de Engelse vertaling van het woord
neushoorn

Slide 12 - Open vraag

Vertaal het woord tussen haakjes.
What do you [expect] from the show?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Exercise 5 (=8 pt.)
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm: adjective of adverb.

!! Adjective zegt iets over een zelfstandig naamwoord
!! Adverb = over iets anders maar niet over een zelfstandig naamwoord. Is met -LY

Slide 15 - Tekstslide

He walks (real) quickly.

Slide 16 - Open vraag

We had a (wonderful) time.

Slide 17 - Open vraag

(luck), I had enough money.

Slide 18 - Open vraag

Kelly is a (good) swimmer.

Slide 19 - Open vraag

I have a (black) hat.

Slide 20 - Open vraag

This comedian is ____ (delightful) funny.

Slide 21 - Open vraag

This comedian is ____ (delightful) funny.

Slide 22 - Open vraag

Exercise 6 (=8 pt)
Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future:
present simple, present continuous, of will / shall.

Slide 23 - Tekstslide

We (to have) a party next Saturday.

Slide 24 - Open vraag

I think the safari (to be) great.

Slide 25 - Open vraag

The boat (to arrive) at 8.42 p.m.

Slide 26 - Open vraag

We (to leave) for New Zealand in the morning.

Slide 27 - Open vraag

Exercise 7 (= 6 pt)
If-sentences: first conditional
Zet de werkwoorden tussen haakjes in de juiste vorm.

Slide 28 - Tekstslide

First Conditional

She ___ (to help) you if you ___ (to ask) her nicely.

Slide 29 - Open vraag

First Conditional
If you ___ (to listen) to my advice, you ___ (not - to have) any problems.

Slide 30 - Open vraag

First Conditional
___ (we - to be ) in time if we ___ (to leave) now?

Slide 31 - Open vraag

Kijk naar dit plaatje en schrijf een goede if-sentence (present time- first)

Slide 32 - Open vraag

Kijk naar dit plaatje en schrijf een goede if-sentence (present time- first)

Slide 33 - Open vraag

Kijk naar ditplaatje en schrijf een goede if-sentence (present time- first)

Slide 34 - Open vraag

Exercise 8 (= 8 pts)
Future + first conditional
Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm. Kijk goed of er sprake is van de first conditional. Zo nee, kies dan een vorm van de future.

Slide 35 - Tekstslide

Einde toets
Maximaal aant. punten: 67

Slide 36 - Tekstslide

Thank you...

Slide 37 - Tekstslide