In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Paragraaf 8.4
Groeit de economie
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Lesdoelen
Herhaling paragraaf 8.3 (quiz)
Lesstof paragraaf 8.4: Nederland en het buitenland
Opdrachten maken uit boek/ online
Huiswerk
Volgende week
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt uitleggen dat internationale handel leidt tot vraag en aanbod van valuta en een verandering van de wisselkoers.
Je kunt aangeven welke factoren invloed hebben op internationale concurrentiepositie van een land.
Slide 3 - Tekstslide
Herhaling
Quiz over paragraaf 8.3
Slide 4 - Tekstslide
Welke lijn geeft inkomensongelijkheid weer
A
Blauwe lijn
B
Oranje lijn
Slide 5 - Quizvraag
Wat geeft de lorenzcurve aan?
A
De armste 30 % van de mensen verdient 30 % van het inkomen
B
De armste 30 % van de mensen verdient 3 % van het inkomen
C
De rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
De rijkste 30 % van de mensen verdient 60 % van het inkomen
Slide 6 - Quizvraag
Hoe groter de boog van de lorenzcurve hoe groter de inkomensongelijkheid
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 7 - Quizvraag
Inkomensverdeling nadat de overheid heeft ingegrepen
A
Primaire inkomensverdeling
B
Secundaire inkomensverdeling
Slide 8 - Quizvraag
Het verschil tussen hoge en lage inkomens wordt procentueel kleiner
A
Nivelleren
B
Denivelleren
Slide 9 - Quizvraag
Inkomens kun je nivelleren met een ... belastingstelsel
A
Progressief
B
Degressief
C
Proportioneel
D
Geen van allen
Slide 10 - Quizvraag
Leonie verdient €75.000 per jaar. Welke uitspraak is juist.
A
Ze betaalt 37,07% belasting over €75.000.
B
Ze betaald 37,07% belasting over €69.398 en over het overige bedrag (€75.000 - €69.398) betaald ze 49,50 %.
C
Ze betaald 49,50 % over €75.000
D
Ze betaald 37,07% over €69.398 en 49,50 % over €75.000
Slide 11 - Quizvraag
8.4 Nederland en het buitenland
Slide 12 - Tekstslide
Internationale handel zorgt voor een stijging van de welvaart, omdat productie hierdoor stijgt.
A
juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Euro's, dollars, ponden, yens: hoe betaal je in het buitenland?
Sinds 2002 hebben we in veel Europese landen de euro. Naast de euro zijn er nog ander munteenheden, ook wel valuta genoemd.
De wisselkoers is de prijs van een munteenheid uitgedrukt in een andere munteenheid. Bijvoorbeeld €1 = $1. De prijs komt tot stand door vraag en aanbod. Als er meer vraag is dan aanbod naar valuta, zal de wisselkoers stijgen.
Slide 14 - Tekstslide
Welke vreemde valuta ken je? Noem er 1 (denk aan je project)
Slide 15 - Open vraag
Op een bepaalde datum is de euro-dollarkoers €1 =$1,08. Een paar weken later is de koers €1 = $0,95. Welke munt is meer waard geworden?
A
Euro
B
Dollar
Slide 16 - Quizvraag
Aantrekkelijk of niet?
Wanneer een land een product goedkoper of van beter kwaliteit kan maken dan een ander land, spreek je van internationaal concurrentievoordeel.
De internationale concurrentiepositie geeft aan hoe aantrekkelijk een land is ten opzicht van andere landen.
Deze factoren spelen een rol: loonniveau, arbeidsproductiviteit, inflatie
Slide 17 - Tekstslide
Machines nemen het werk van werknemers over. Welke factor heeft invloed?
A
Loonniveau
B
Inflatie
C
Arbeidsproductiviteit
Slide 18 - Quizvraag
Zorgt deze arbeidproductiviteit zorgt voor een .... van de internationale concurrentiepositie
A
Verbetering
B
Verslechtering
Slide 19 - Quizvraag
Aan de slag
Maken opdracht 42 - 49 paragraaf 8.3 blz. 227 -229 van je boek
timer
30:00
Slide 20 - Tekstslide
Huiswerk
Maken opdracht 42 - 49 paragraaf 8.3 blz. 227 -229 van je boek