Je kunt het verschil uitleggen tussen een nominale en reële groei van het bbp.
Je kunt uitleggen wat inflatie is.
Je kunt uitleggen dat internationale handel leidt tot vraag en aanbod van valuta en een verandering van de wisselkoers.
Je kunt rekenen met wisselkoersen
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Welke stelling is juist
A
De werkloosheid is laag in tijden van hoogconjunctuur
B
De werkgelegenheid is hoog in tijden van laagconjunctuur
Slide 5 - Quizvraag
Hoe noemen we de blauwe lijn? En wat geeft deze lijn aan?
Slide 6 - Open vraag
Kies het juiste antwoord.
Stelling l: In tijden van laagconjunctuur zijn de uitgaven van consumenten hoog. Stelling ll: In tijden van hoogconjunctuur is er vaak sprake van inflatie.
A
Stelling l is juist
B
Stelling ll is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Geen van beide stellingen zijn juist
Slide 7 - Quizvraag
Hoe noemen we de werkloosheid waarbij robots het werk van mensen overnemen?
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
Slide 8 - Quizvraag
Door de inzet van machines kan wel de productie stijgen. Hoe noemen we de factor die dan stijgt?
A
Inflatie
B
Conjunctuur
C
Werkloosheid
D
Arbeidsproductiviteit
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
8.4 Nederland en het buitenland
Slide 13 - Tekstslide
Hoe betaal je in het buitenland?
Sinds 2002 hebben we in veel Europese landen de euro. Naast de euro zijn er nog ander munteenheden, ook wel valuta genoemd.
Slide 14 - Tekstslide
Met welke vreemde valuta heb jij wel eens betaald of ken je? Denk aan bijvoorbeeld vakantie(s). Noem er minimaal 2.
De wisselkoers is de prijs van een munteenheid uitgedrukt in een andere munteenheid. Bijvoorbeeld €1 = $1. De prijs komt tot stand door vraag en aanbod. Als er meer vraag is dan aanbod naar valuta, zal de wisselkoers stijgen.
Slide 16 - Tekstslide
Op een bepaalde datum is de euro-dollarkoers €1 =$1,08. Een paar weken later is de koers €1 = $0,95. Welke munt is meer waard geworden?
A
Euro
B
Dollar
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Toetsstof
8.2 alles behalve berekenen economische groei blz. 240