H3D week 6

Bonjour!
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!

Slide 1 - Tekstslide

C'est l'hiver. Il a neigé!
Quelles sont les autres saisons?

Slide 2 - Tekstslide

Les buts pour aujourd'hui:
Aan het einde van de les:
-Kun je in het Frans zeggen wat je later wilt worden en waarom
- Weet je hoe je de toekomende tijd (le futur) maakt in het Frans

Slide 3 - Tekstslide

Wat wil je later worden?
(noem een beroep in het Nederlands)

Slide 4 - Woordweb

Ex. 10 - Maak de zinnen af:
Later = Plus tard,
wil ik worden = je voudrais devenir
(noem het beroep in het Frans) .....................................
omdat = parce que (noem de reden in het Frans) ...........................................

Slide 5 - Tekstslide

Bienvenue !
LE FUTUR

Slide 6 - Tekstslide

Le futur simple

Slide 7 - Tekstslide

Le futur simple

Slide 8 - Tekstslide

Les verbes irréguliers: avoir, être, faire et aller

Voor de futur van deze onregelmatige werkwoorden geldt...
Dezelfde uitgangen, maar een andere (onregelmatige) stam:
hebben              - avoir   → aur-
zijn                     - être     → ser-
gaan                   - aller    → ir-
maken, doen    - faire   → fer-

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De futur simple vertaal ik met:
A
zal/zullen
B
zou/zouden

Slide 12 - Quizvraag

De uitgangen van de futur simple lijken op het werkwoord ...
A
aller
B
être
C
avoir
D
faire

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de futur:
Il ___ dans une série anglaise (jouer)
A
jouera
B
jouerai

Slide 14 - Quizvraag


Vul de futur simple in:
(zal zijn) Je _____ là.
A
sera
B
serai
C
seras

Slide 15 - Quizvraag

Vul de futur simple in:
(zullen zingen) On _______ une chanson française
A
chantera
B
chanterai
C
chanteras

Slide 16 - Quizvraag

Zet in de futur simple:

Aujourd'hui, nous dansons.
Demain nous...
A
danserons
B
danserez
C
dansonsons

Slide 17 - Quizvraag

nous - voyager
(zet in de futur simple)
wij zullen reizen
A
voyagerons
B
voyageons
C
allons voyager

Slide 18 - Quizvraag

Gebruik de "futur":
Demain, je ....... au foot"
A
jouai
B
jouerai
C
jouerais

Slide 19 - Quizvraag

Il ( sortir) futur
Hij zal uitgaan
A
sort
B
sortira
C
sortait

Slide 20 - Quizvraag

Futur simple:
Nous .................... (faire) du sport
A
allez faire
B
fairons
C
ferons

Slide 21 - Quizvraag

Zet in de futur : tu... (avoir) de la chance
A
avoiras
B
auras
C
aura

Slide 22 - Quizvraag

Zet in de futur : nous... (être) heureux
A
serons
B
êtrons
C
aurons

Slide 23 - Quizvraag

Zet in de futur: nous (regarder) un film au cinéma
A
regarderons
B
regardons
C
regardions

Slide 24 - Quizvraag

Tu _____ (parler - futur) le français!
A
parlas
B
parlais
C
parleras

Slide 25 - Quizvraag

             Il y a des questions???

Slide 26 - Tekstslide

Les devoirs pour vendredi:

- Maken ex. 13 + 14, lr. voca A, B en grammaire C

Slide 27 - Tekstslide

Bonjour!

Slide 28 - Tekstslide

Les buts pour aujourd'hui:
Aan het einde van deze les:
- Weet je meer over schaatsen en Valentijnsdag in het Frans (actualité, chanson)
- Weet je of je de toekomende tijd (le futur) snapt (hw: 13, 14a)
- Weet je wat je moet maken voor dinsdag
- Weet je of je de woordjes van voca. A en B kent (Quizlet)
  

Slide 29 - Tekstslide

C'est l'hiver! Comment s'appelle ce sport?

Slide 30 - Tekstslide

Qu'est-ce que c'est?
A
l'eau
B
la glace
C
la neige
D
la pluie

Slide 31 - Quizvraag

Vous aimez le patinage?
A
Oui, beaucoup!
B
Oui, ça va...
C
Non, pas trop
D
Non, pas du tout!

Slide 32 - Quizvraag

La Saint-Valentin
Valentijnsdag op z'n Frans!

Slide 33 - Tekstslide

Comment on dit 14-2 en français?
A
Le quatorze février
B
Le quinze février
C
Le quatre février
D
Le cinq février

Slide 34 - Quizvraag

Qu'est-ce que c'est?
A
une fleur
B
une rose
C
un rosé
D
une rouge gorge

Slide 35 - Quizvraag

Qu'est-ce qui est vrai sur la Saint-Valentin?
A
C'est la fête des amoureux.
B
C'est la fête des familles.
C
C'est la fête des enfants

Slide 36 - Quizvraag

Comment dit-on "ik hou van jou" en français?
A
Tu m'aime
B
Je l'aime
C
Il l'aime
D
Je t'aime

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Video

Waar ging dit liedje over?

Slide 39 - Woordweb

Corriger: Exercice 13 + 14 Chapitre 3 p. 98/99

Exercice 13c
1 exerceras    4 sera
2 serai            5 aura
3 gagnerai    6 partirons

Exercice 13d
1 choisirons  4 prendrai
2 choisiras    5 parlerons
3 réfléchirai  6 discuterai







Exercice 13e
1 feras          4 verra
2 serai          5 irez
3 auras         6 pourrons


Exercice 14a
1 habiteras    4 connaîtrons
2 habiterai    5 joueras
3 parlerez      6 connaîtrai

Slide 40 - Tekstslide

Tu as compris le futur (grammaire C)?
A
Oui, parfaitement!
B
Oui, ça va..
C
Non, pas trop..
D
Non, pas du tout!

Slide 41 - Quizvraag

Les devoirs pour mardi:
Chapitre 3:
Faire: ex. 16d en 18 (voir Phrases clés D) p. 101-103
Apprendre voca. B et grammaire C (le futur simple)

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Link