ZWJAMO23E P2 quiz

ZWJAMO23E P2 quiz
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & SalesMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

ZWJAMO23E P2 quiz

Slide 1 - Tekstslide

Welk model kan je gebruiken bij marketing(groei)strategie?
A
Ansoff-model
B
Swot-analysis
C
Porters five forces
D
Vocatio-model

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een gesloten kanaal?
A
online platform
B
openbaar platform
C
online variant van sms-en
D
internet variant van sms-en

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de naam voor opeenvolgonde stappen
A
bedrijfstak
B
bedrijfskolom
C
intergratie
D
parallellisatie

Slide 4 - Quizvraag

Welke fase hoort er niet bij
A
Introductie fase
B
Klaar maak fase
C
groeifase
D
Volwassen/rijpheid fase

Slide 5 - Quizvraag

welke 4 business models heb je
A
B2B, B2C, B2T, C2C
B
B2C, C2C, C2B, C2T
C
B2B, B2C, C2B, C2C
D
C2C, C2B, B2B, B2T

Slide 6 - Quizvraag

Waar staat swot voor
A
strength weakness originality threaths
B
simplicety weakness opertunitys treads
C
strenght weakness opertunytys treads
D
strength weakness opertunetis time

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent medium.
A
een medium is iemand die werkt voor iemand
B
Een Medium is datgene wat nodig is om de boodschap over te dragen, dit is bijvoorbeeld een brief, memo, telefoongesprek of radiobericht.
C
medium is iemand die de boodschap krijgt.
D
medium is iemand die zegt tegen een werknemer om een boodschap over te dragen

Slide 8 - Quizvraag

Waarvoor staat de afkorting AIDA in het AIDA model
A
Awareness, interest, desire, action
B
Awareness, intelligence, desire, action
C
Awareness, intelligence, dedication, appreciation
D
Appreciation, intelligence, desire, awareness

Slide 9 - Quizvraag

Welke marketingstrategie houdt in dat een bedrijf zich richt op de gehele markt zonder onderscheid te maken tussen verschillende doelgroepen?
A
Gedifferentieerde marketing
B
Geconcentreerde marketing
C
Ongedifferentieerde marketing
D
Gepersonaliseerde marketing

Slide 10 - Quizvraag

WAT IS GROEPSCOMMUNICATIE
A
communicatie dat wordt gebruikt om grote groepen mensen te bereiken
B
communicatie dat is gericht op kleine, gestructureerde groepen.
C
communicatie dat gefocust is op communicatie tussen verschillende groepen
D
communicatie dat er voor zorgt dat een groep gevormd kan worden

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel koopkanalen zijn er?
A
1
B
2
C
5
D
6

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een zender in het ZMBO – model?
A
is de feitelijke inhoud van de communicatie
B
stuurt met behulp van een Medium een Boodschap naar één of meer Ontvangers
C
is datgene wat nodig is om de boodschap over te dragen, dit is bijvoorbeeld een brief, memo, telefoongesprek of radioberichtc. is datgene wat nodig is om de boodschap over te dragen, dit is bijvoorbeeld een brief, memo, telefoongesprek of radiobericht
D
is iemand aan wie iets gegeven of gestuurd wordt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderscheid tussen directe en indirecte verkoop ?
A
de relatie tussen producent en fabrikant.
B
verkoop van goederen
C
distributieketen
D
tussenliggende partijen

Slide 14 - Quizvraag