2.1 - Atoombinding

H2 Chemische bindingen
§2.1 atoombinding
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H2 Chemische bindingen
§2.1 atoombinding

Slide 1 - Tekstslide

Maandag 30-11
Herkansing H1

Slide 2 - Tekstslide

Deze les = herhaling klas 3
- atoombinding
- covalentie
- structuurformule
- naamgeving moleculaire stoffen

Slide 3 - Tekstslide

Aan het soort atomen herken je welk soort stof het is
alleen niet metalen in de formule
alleen metalen  in de formules
metaal+niet-metaal in de formule

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Hoe blijven de atomen in een molecuul bij elkaar?
atomen
moleculen 
= groepje atomen

Slide 6 - Tekstslide

binding in moleculen = atoombinding =
covalente binding

Bij een chemische reactie
- worden de atoombindingen
   verbroken en gevormd 
- dan gaan moleculen kapot en
   worden nieuwe moleculen
   gevormd
1 atoombinding =
1 covalente binding =
1 gemeenschappelijk elektronenpaar

Slide 7 - Tekstslide

atoombindingen |
Niet alle atoomkernen 'trekken' even hard aan de elektronen van een binding = elektronegativiteit.
In Binas tabel 40 is aangegeven 'hoe hard' een atoom aan een binding trekt.
Het verschil in aantrekkingskracht bepaalt wat voor soort binding gevormd wordt.
1 atoombinding = elektronenpaar

Slide 8 - Tekstslide

Als het verschil in elektronegativiteit (T40)
< 0,4 is noemen we de binding:
covalent of apolair.
Als 0.4 < verschil elektronegativiteit < 1,7 (T40) noemen we de binding polair en krijgen we hele kleine + of - lading op de atomen (zie hiernaast). 

Als het verschil in elektronegativiteit (T40)
> 1,7 noemen we de binding ionogeen en is er echte + of - lading op de atomen.
1 atoombinding = elektronenpaar

Slide 9 - Tekstslide

Welke binding is polair?

A
H-H
B
C-H
C
Na-Cl
D
O-H

Slide 10 - Quizvraag

Chemische reacties
 2 H2 (g)   +   O2 (g)    -->     2 H2O (l)


      +

Slide 11 - Tekstslide

Chemische reacties
Bij moleculaire stoffen:
  • Bestaande atoombindingen (gemeenschappelijke elektronenparen) worden verbroken.
  • Nieuwe gemeenschappelijke elektronenparen (nieuwe atoombindingen) worden gevormd.

Slide 12 - Tekstslide

of het omgekeerde: de ontleding van water

Slide 13 - Tekstslide

Dus als stoffen....
* reageren (macro) worden
  bestaande atoombindingen
  (micro) verbroken
* en ontstaan er nieuwe
   stoffen (macro) en worden
   nieuwe atoombindingen
   (micro) gevormd.

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel atoombindingen kan 1 atoom maken?
Tel het aantal stappen tot de edelgassen
1
4  3   2   1
Dit getal heet de covalentie
1
0

Slide 15 - Tekstslide

Structuurformules
- laat zien uit welke atomen een molecuul bestaat
- laat zien uit hoeveel atomen een molecuul bestaat
- laat zien op welke manier de atomen aan elkaar vast zitten: je tekent de atoombindingen
1 streepje = 1 atoombinding
2 streepjes = 2 atoombindingen

Slide 16 - Tekstslide

Structuurformules
  1. Noteer de molecuulformule.
  2. Noteer de covalenties van de atomen.
  3. Zet het atoom met de hoogste covalentie centraal.
  4. Teken atoombindingen naar de andere atomen, zodat alle atomen de gewenste covalentie hebben.

Slide 17 - Tekstslide

We tekenen de structuurformules van:
waterstof, H2

water, H2O

ammoniak, NH3


zuurstof, O2

stikstof, N2

en nu zelf: CO2
Zoek de covalentie op in het periodiek systeem. Elk atoom moet het juiste aantal "streepjes" (bindingen) hebben!

Slide 18 - Tekstslide

Samen verder oefenen
  • Teken de structuurformules van C2H6 en HCN.
  • Teken de structuurformule van H2SO4, gegevens: 
- S staat centraal;

- Alle O-atomen zijn rechtstreeks aan het S-atoom verbonden;
- S heeft niet de verwachte covalentie.

S en P voldoen vaak niet aan de verwachte covalentie!

Slide 19 - Tekstslide

Namen van ontleedbare stoffen
 systematische namen
1. je ziet welke atomen erin zitten >  ...ide             TABEL 3       
  • voorbeeld:
  • CuO = koperatomen en zuurstofatomen > koperoxide
  • FeS = ijzeratomen en zwavelatomen > ijzersulfide
  • AgBr = zilveratomen en broomatomen > zilverbromide

Slide 20 - Tekstslide

Namen van ontleedbare stoffen
 2. je ziet hoeveel atomen erin zitten > telwoorden  Leer Tabel 2
  • voorbeeld
  •                N2O4 = 2x stikstofatoom + 4x zuurstofatoom 
  •                                      distikstoftetraoxide

Slide 21 - Tekstslide

Namen van ontleedbare stoffen
               N2O4                   = 2x stikstofatoom + 4x zuurstofatoom 
                                  

               distikstoftetraoxide
N2O4
LET OP:
de index staat ACHTER het atoom in de formule
een telwoord staat VOOR het atoom in de naam

Slide 22 - Tekstslide

Namen van ontleedbare stoffen
  • triviale namen  =                                                                   TABEL 4 
 je kunt aan de naam niet zien welke atomen erin zitten                                   
LEER Tabel 4 UIT JE HOOFD

Slide 23 - Tekstslide

formules van niet-ontleedbare stoffen
er zijn 7 niet-ontleedbare stoffen waarvan de moleculen uit 2 dezelfde atomen bestaan:
     

LEER tabel 5!
Cl2
F2
I2
H2
O2
N2
Br2
Claudia Fietst Naar Haar Oma In Breda

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de juiste naam van deze stof?



A
stikstofzuurstof
B
di-stikstoftetra-zuurstof
C
tertrastikstofdi-oxide
D
distikstoftetraoxide

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste naam van deze stof?



A
difosforpentachloride
B
di-fosfor-pentachloor
C
pentachloordifosfor
D
difosforchloride

Slide 26 - Quizvraag

Huiswerk
Opdracht 1 t/m 10
Klassecode: 588409

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide