Chapitre 2 - grammaire et vocabulaire chapitre 2

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Qu'est-ce qu'on a fait déjà?
Chapitre 2
On a parlé des sports et des hobbies! 
On a fait leçon 1 et 2 (écouter)
On a lu un texte ensemble d'un joueur de tennis (Stan)
On a fait l'Exercice Excellente (ingeleverd in SOM?)
Ben je bij met je weektaken?
Vandaag duurt de onlineles langer dan 40 min, want je maakt ondertussen je weektaak en komt af en toe terug voor controle. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maintenant un peu de grammaire
Dit hoofdstuk leer je: 
Vocabulaire(lijst) en zinnen (pages jaunes) over sport en hobby's
Vandaag: Le passé composé met hulpwerkwoord être
Vandaag: Bijvoeglijke naamwoorden en hoe je deze kunt gebruiken/vormen
Volgende week: Le futur proche - hoe maak je zinnen in de nabije toekomst


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé :
herhalen
Wat weet je al? 
- Verleden tijd 
- Hulpwerkwoord (avoir) + voltooid deelwoord
bijvoorbeeld:
J'ai eu de bonnes vacances

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Traduisez:
Ik heb Netflix gekeken.
A
J'ai regardé du Netflix.
B
Je regarde du Netflix.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé met hulpwerkwoord avoir
Tot nu toe alleen maar met avoir als hulpwerkwoord. 
J'ai visité un musée super!
Tu as été où en vacances?
Nous avons fait du ski pendant les vacances.
Vous avez eu beaucoup de cadeaux de Noël? 
Il a joué les jeux vidéos tous les jours.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin in de passé composé met het hulpwerkwoord 'avoir'

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nu passé composé met hulpwerkwoord être
Er zijn ook werkwoorden die in passé composé het hulpwerkwoord être gebruiken. 
Hiernaast zie je welke ->
(partir/sortir/venir/descendre hoef je niet te kennen)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arriver = aankomen 
Entrer = binnenkomen 
Rentrer= terugkomen  
Rester = blijven 
Tomber = vallen 
Monter = omhoog gaan 
Aller = gaan

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passé composé met hulpwerkwoord être
Hulpwerkwoord être 
Je suis
Tu es
Il / Elle / On est 
Nous sommes 
Vous êtes
Ils / Elles sont
Voltooid deelwoord
resté(e)
entré(e)
allé(e)
arrivé(e)(s)
tombé(e)(s)
retourné(e)(s)

Slide 11 - Tekstslide

Uitzondering: partir / sortir / venir

voltooid deelwoord : parti / sorti / venu
Passé composé met être
Maak nu opdracht 11 van leçon 4 in e-pack.
Je krijgt hier 10 min voor. 
Al klaar? 
Ren naar de tuin of het balkon 
om even een frisse neus te halen. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even checken: maak een zin in de passé composé met het hulpwerkwoord être.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

On continue avec.. l'adjectif
Oftewel het bijvoeglijk naamwoord

Maar eerst... wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

L'année dernière - classe 1
Vorig jaar leerde je de volgende bijvoeglijke naamwoorden: 
grand
petit
moderne 
gris, orange, rouge, bleu, noir, blanc, jaune, vert
sympa
Daar gaan we nu mee verder en je leert er meer!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

L'adjectif
Pak de pages jaunes (p. 38) van chapitre 2 erbij.  
Of kijk op e-pack bij opdracht 14 bij de uitleg. 

In welke twee kopjes is het onderdeel verdeeld?

Slide 17 - Tekstslide

VORM EN PLAATS
Welke adjectifs staan er in die uitleg?

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

L'adjectif
Om iets te omschrijven 
- une voiture rouge

Om iemand te beschrijven
- Il est très vieux, ce monsieur.

Om je mening te geven - c'est sympa

Om te beschrijven hoe je je voelt 
- je suis heureux

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

La forme de l'adjectif
Als je een bijvoeglijk naamwoord gebruikt in het Frans, dan moet je goed letten op de vorm. 



Het past zich aan aan het woord waar hij bijhoort.
La fille est grande. Le garçon est petit. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

L'adjectif
Wij focussen ons nu vooral op de vorm, de plek is minder belangrijk. Je oefent er wel mee in opdracht 13. 
Maak nu exercice 12 et 13 van leçon 4 in e-pack. 
Gebruik de uitleg in je boek of naast de opdracht. 
Klaar? 
Maak je Exercice Excellente af als je dat nog niet hebt gedaan. Lever in in de inleverlink in SOM. 
Ga nu zelf aan de slag en zorg dat je bij bent met je weektaken.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mentorzaken
Invullen Forms voor speeddate in de tussenweek

CITO 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies