facilitaire dienstverlening hfst 4-6

Facilitaire dienstverlening hfst 4-6
Zorg en welzijn
klas 3 
2023
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
ZwMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Facilitaire dienstverlening hfst 4-6
Zorg en welzijn
klas 3 
2023

Slide 1 - Tekstslide

expressokoffie maak je met een ander apparaat dan filterkoffie
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag


Van hoeveel broodjes per persoon moet je uitgaan bij een lunch?


A
1-2 broodjes
B
2-3 broodjes
C
3-4 broodjes
D
4-5 broodjes

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een buffet?
A
een soepmaaltijd
B
eten en drinken dat aan tafel wordt gebracht
C
een tafel waar eten en drinken wordt aangeboden. De gasten lopen zelf langs.
D
eten en drinken dat je samen maakt en samen opeet

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen buffet?
A
een koud buffet
B
een warm buffet
C
een koud-en warmbuffet
D
een fruitbuffet

Slide 5 - Quizvraag

wat is non-food?
A
een servet bij het eten leggen
B
een snack
C
soep vooraf
D
een toetje

Slide 6 - Quizvraag

Wat doe je als eerste als je een bestelling gaat opnemen?






Wat doe je als eerste als je een Wat Wat doe je als eerste voordat je de bestelling gaat opnemen?



A
Vragen wat iemand wil
B
vertellen wat je allemaal hebt
C
een praatje maken
D
de gast/gasten begroeten

Slide 7 - Quizvraag

ligt het mes rechts of links van het bord?
A
rechts
B
links

Slide 8 - Quizvraag

Zet je het glas links of rechts van het bord?
A
links
B
rechts

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een disposable?


A
een plastic bord
B
een handdoek
C
een wijnglas
D
een grote lunch

Slide 10 - Quizvraag

Waar staat gft voor?
A
groente, flessen, tuin
B
groente, fruit, tuin
C
groen, fruit, troep
D
groente, frisdrankflessen, tuinafval

Slide 11 - Quizvraag


Na de lunch ruim je alles op, in welke bak gooi je de restjes van het eten weg?


A
plastic
B
papier
C
restafval
D
gft

Slide 12 - Quizvraag

Wat is niet belangrijk voor de veiligheid in de keuken?
A
dichte schoenen
B
haren in een staart
C
sieraden af
D
nagellak

Slide 13 - Quizvraag

Welke term hoort bij de beschrijving: “Gevaren in kaart brengen die bij voedselproductie kunnen ontstaan”.

A
HDCCP
B
schoonmaken
C
HACCP
D
HACPP

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent HACCP?
A
dat er hygienisch en veilig gewerkt wordt in een keuken
B
dat je op tijd bent in de keuken
C
dat er niets stuk gaat in de keuken
D
dat je een schort aanhebt in de keuken

Slide 15 - Quizvraag

Bij schoonmaakmaterialen krijg je te maken met de kleuren rood en blauw.
Waarvoor staat de kleur rood?
A
voor vuil
B
voor schoon
C
onveilig
D
hygienisch

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen schoonmaakmachine?
A
stofzuiger
B
schrobmachine
C
bezem
D
hoge drukreiniger

Slide 17 - Quizvraag

een rood schoonmaakdoekje kun je gebruiken voor:
A
de wc
B
de tafels
C
de stoelen
D
kasten

Slide 18 - Quizvraag

wat is geen schoonmaakmateriaal
A
emmer
B
schoonmaakdoekje
C
een trapje
D
dweil

Slide 19 - Quizvraag

Wat is onzichtbaar vuil?
A
broodkruimels op de vloer
B
handjes op het raam
C
gemorste thee op d e tafel
D
de wc bril

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool?
A
bijtend
B
giftig
C
milieu gevaarlijk
D
ontvlambaar

Slide 21 - Quizvraag

Een koffiezet apparaat kun je ontkalken met
A
schoonmaakazijn
B
azijnolie
C
natuurazijn
D
balsamico-azijn

Slide 22 - Quizvraag

Wat staat er in een schoonmaakplan?
A
wanneer wordt er schoongemaakt?
B
hoeveel water wordt gebruikt
C
hoe goed je schoonmaakt?
D
hoeveel jaar je al in dienst bent

Slide 23 - Quizvraag

Hoe noem je het formulier waarop je alle munten en biljetten noteert bij het opmaken van de kassa?

A
kassadagstaat
B
kassaweekstaat
C
bonnenformulier
D
kasverschil

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het indexeren van een poststuk?

A
het geven van een code aan een poststuk
B
het openen van een poststuk
C
het scanklaar maken van een poststuk
D
het via de mail sturen van de scan van een poststuk

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een aangetekende brief?
A
dat het heel belangrijk is
B
dat het heel duur is
C
dat er een tekening inzit
D
dat het onveilige post is

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een aangetekende brief?
A
een verjaardagskaartje
B
een ontslagbrief
C
een brief van de belasting
D
een reclamefolder

Slide 27 - Quizvraag

Het archief dat gegevens bevat die tijdens het werk worden gebruikt, noemen we:


A
een dynamisch archief
B
een papieren archief
C
een mobiel archief
D
een statisch archief

Slide 28 - Quizvraag

Voorbeeld van een dynamisch archief is:
A
een mapje op de computer die je elke dag nodig hebt
B
een kast met spullen die je bijna nooit inziet
C
een map met oude rekeningen
D
een map met al het gemaakt schoolwerk van vorig jaar

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de juiste alfabetische ordening van de volgende persoonsnamen:
H.Baas , A. Baas , K. Bal-Nouwens, J.Bal
A
H.Baas- A.Baas- J. Bal- K.Bal-Nouwens
B
A.Baas- H.Baas-J.Bal- K.Bal-Nouwens
C
K.Bal-Nouwens- J.Bal-A.Baas- H.Baas
D
J.Bal- K.Bal-Nouwens, A.Baas- H.Baas

Slide 30 - Quizvraag


Wat is een ander woord voor archiveren?


A
alfabetiseren
B
bewaren
C
opslaan
D
ordenen

Slide 31 - Quizvraag