Lesson 6. Grammar HH + TY

What are we going to do today?


- Grammar revision
- Test Yourself chapter 2. 

Lesson goal: at the end of the class you feel more prepared for your test next week. 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

What are we going to do today?


- Grammar revision
- Test Yourself chapter 2. 

Lesson goal: at the end of the class you feel more prepared for your test next week. 

Slide 1 - Tekstslide

Study
Study words chapter 2 in WRTS for 10 minutes. 

Or Study from your book.

In silence 
--> You can listen to music.  
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Past Continuous + Past Simple
De Past Simple gebruik je in de verleden om te vertellen dat iets gebeurd is. --> I walked home. 

De Past Continuous gebruik je in de verleden tijd om aan te geven dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was. 
--> I was walking  home. 

Je maakt de Past Continuous door: was/were + hele ww + ing
was voor: I, he/she/it. & were voor: de rest. 

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple & Past Continuous
Je gebruikt de Past Simple & de Past Continuous samen als we spreken over een langere actie (past continuous) die onderbroken wordt door een kortere actie (past simple) 

--> I was studying when my mom walked in. 
Het studeren (was studying) was langer aan de gang en werd onderbroken  door de moeder die binnen kwam (walked in). 

Slide 4 - Tekstslide

Past Simple & Past Continuous
In de zin: I was studying when my mom walked in. 
Is when een key woord --> na when komt de KORTE actie. (Past Simple) 

In de zin: My mom walked in while I was studying
Is while een key woord --> na while komt de LANGE actie (Past Continuous) 

Slide 5 - Tekstslide

Past Continuous
was/were + hele ww + ing 

Slide 6 - Tekstslide

She ...... (to upload) a video on YouTube.

Slide 7 - Open vraag

We ...... (to play) a tennis tournament in New York.

Slide 8 - Open vraag

They ...... (to stay) in a hotel across the road.

Slide 9 - Open vraag

I ........ (to call) my mom yesterday evening.

Slide 10 - Open vraag

She ............ (to brush) her hair when the phone ...... (to ring)
A
was brushing, rang
B
brushed, was ringing

Slide 11 - Quizvraag

Yesterday I ...... (to dance) in the living room when my mom ...... (to call) my name.
A
was dancing, called
B
danced, was calling

Slide 12 - Quizvraag

She ......... (to swim) in the ocean when he ....... (to see) a dolphin.
A
was swiming, saw
B
swam, was seeing

Slide 13 - Quizvraag

My mother ...... (to jump) in the air while I ....... (to sing) a song.
A
jumped, was singing
B
was jumping ,sang

Slide 14 - Quizvraag

I ....... (to walk) in the park when it ..... (to start) to rain.
A
walked, was starting
B
was walking, started

Slide 15 - Quizvraag

She ...... (to experience) a lot of pain while the ambulance ...... (to arrive).
A
was experiencing, arrived
B
experienced, was arriving

Slide 16 - Quizvraag

They ......... (to walk) towards me when I .............. (to start) to run.
A
were walking, started
B
walked, was starting

Slide 17 - Quizvraag

Present Perfect
Je gebruikt de Present Perfect om: 
- te zeggen dat iets in het verleden gebeurd is en nog steeds belangrijk is. 
- te zeggen dat iets in het verleden begonnen is en nog steeds aan de hand is. 
- te praten over ervaringen tot nu toe. 

TIP! Woorden zoals just, recently, already, yet, ever gebruik je vaak in de Present Perfect. 



Slide 18 - Tekstslide

Present Perfect
Je maakt de Present Perfect door: 
have/has + voltooid deelwoord. 
have bij: I, you, we, you, they. 
has bij: he/she/it. 

Voltooid deelwoord is of ww + ed of 3de rijtje van irregular verbs. 

Slide 19 - Tekstslide

Zet in de Present Perfect: We ........ (to travel) there often.

Slide 20 - Open vraag

She ......... (to drive) this car for 2 years now.

Slide 21 - Open vraag

They ............ (to live) here since 2016.

Slide 22 - Open vraag

She ...... (to upload) a video on YouTube and now it has a milion views.

Slide 23 - Open vraag

We ...... (to play) a tennis tournament in New York for 3 days.

Slide 24 - Open vraag

Modals
Modal = hulpwerkwoord. 

can, could, should, have to & must zijn modals. Modals zijn anders dan andere werkwoorden want ze veranderen niet van vorm. Behalve have to, dat wordt has to bij he/she/it



Slide 25 - Tekstslide

have to & should: Je gebruikt have to om te zeggen dat een actie gedaan moet worden, het is verplicht. Je gebruikt should om advies te geven. Je zegt dat het goed is om iets te doen, maar het is niet verplicht.

She has to take her medication. --> verplichting
You should really say sorry to her. --> advies


Slide 26 - Tekstslide

Must: Je gebruikt must wanneer de spreker zelf vindt dat een actie gedaan moet worden. De spreker verplicht zichzelf. Je gebruikt must ook om iemand sterk aan te raden iets te doen als het niet verplicht is.

You must brush your teeth before bed. --> je raadt het aan. 
I must go to bed early tonight. --> je vind zelf dat het moet

Slide 27 - Tekstslide

Aanvulling havo
can, could & to be able to. 

can: om verzoeken te doen, toestemming te vragen of te geven, het hebben over mogelijkheden en bekwaamheden. 
to be able to: alleen bij mogelijkheden en bekwaamheden 
could: verleden tijd van can. Deze gebruik je bij formelere verzoeken, als je spreekt over dingen die gebeuren in de toekomst. 

Slide 28 - Tekstslide

Doctor said Jamie .......... come back in two weeks.
A
must
B
has to
C
should

Slide 29 - Quizvraag

I think you ......... really say sorry to her now.
A
must
B
have to
C
should

Slide 30 - Quizvraag

Ever since her operation Allison ........ go to toilet a lot.
A
must
B
has to
C
should

Slide 31 - Quizvraag

...... I ask you a question mister?
A
Can
B
Could
C
Must
D
Should

Slide 32 - Quizvraag

I ........ go to bed early tonight, I am so tired.
A
have to
B
must
C
should
D
could

Slide 33 - Quizvraag

Homework 
Let's check:

TL: 53, 54a/b
Havo: 51d, 52


Slide 34 - Tekstslide

Do: 
- You can: study words/grammar in your online book. 
- Work together on the Test Yourself chapter 2. 
- Study together (words) 

Slide 35 - Tekstslide

What did you learn
today?

Slide 36 - Woordweb