MAN 2.3 oefentoets

1. Een flexibel contract en een contract voor onbepaalde tijd zijn hetzelfde
A
juist
B
onjuist
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
PersoneelsbeleidMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1. Een flexibel contract en een contract voor onbepaalde tijd zijn hetzelfde
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quizvraag

2. De wettelijke maximale proeftijd is 2 maanden
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

3. De maximale lengte van de proeftijd voor een jaarcontract is
A
0 maanden
B
1 maand
C
2 maanden
D
3 maanden

Slide 3 - Quizvraag

4. Een reiskostenvergoeding is vastgelegd in de Horeca CAO
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

5. Een vakkracht word je als je veel verstand hebt van het vak Horeca
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

6. Een accountantskantoor verzorgt voor jouw bedrijf de resultatenrekening, de jaarrekening en de BTW controle. Het bureau sluit met jou een
A
arbeidsovereenkomst
B
uitzendovereenkomst
C
overeenkomst van aanneming van werk
D
overeenkomst van opdracht

Slide 6 - Quizvraag

7. Wanneer je met pensioen gaat, wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

8. Wanneer je zelf ontslag neemt, heb je recht op een transitievergoeding
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

9. Een opzegtermijn is hetzelfde als een aanzegtermijn
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

10. De Kantonrechter behandelt zaken die te maken hebben met bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige ziekte.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

11. Bij het UWV worden ontslagzaken behandeld die te maken hebben met disfunctioneren en vertrouwensbreuken
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

12. Wanneer iemand ziek is en zijn contract tijdens de ziekte loopt af, hoef je het contract niet te verlengen
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

13. Ontslag op staande voet is een dringende reden
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

14. In de Arbowet staan 3 thema's centraal:
A
Veiligheid, Gezondheid, Arbeidsvoorwaarden
B
Veiligheid, Gezondheid en Welzijn
C
Arbeidsinhoud, Arbeidsvoorwaarden en Arbeidsverhoudingen

Slide 14 - Quizvraag

15. Een werkgever hoeft zich niet aan te sluiten bij een Arbodienst. Het is niet verplicht.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

16. De afkorting BHV staat voor: BedrijfsHulpVerlening

A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

17. Een instructie is niet hetzelfde als een opdracht.

A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

18. Bij situationeel leidinggeven komen 2 basis aspecten voor: taakgericht en relatiegericht gedrag van de leidinggevende.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

19. Bij de leiderschapsstijl Begeleiden ligt de focus op de relatie en niet op de taak.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

20. Een conflict is hetzelfde als een verschil van mening
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

21. Bij Conflicthantering zijn er 5 verschillende stijlen: doordrukken, samenwerken, vermijden, toegeven en compromis sluiten.

A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

22. De conflicthanteringsstijl Compromis sluiten is de beste stijl om een conflict op te lossen
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

23. Bij Prioriteiten stellen moet je de zaken en acties die urgent en belangrijk zijn als eerste oppakken.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

24. Bij Prioriteiten stellen moet je kijken of de acties belangrijk en/of urgent zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

25. Geld verdienen is niet altijd het belangrijkste om gemotiveerd te worden.

A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

26. Gebrek aan waardering is een reden voor een medewerker om niet gemotiveerd te zijn.

A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

27. De teamontwikkelingsfasen verlopen volgens het patroon
A
Forming, storming, performing, norming, adjourning
B
Forming, norming, storming, performing, adjourning
C
Forming, performing, norming, storming, adjourning
D
Forming, storming, norming, performing, adjourning

Slide 27 - Quizvraag

28. De meest geschikt leiderschapsstijl in de norming-fase is
A
Stijl 1: Leiden en instrueren
B
Stijl2: overtuigen en coachen
C
stijl3: ondersteunen (en coachen)
D
Stijl4: delegeren

Slide 28 - Quizvraag

ik vond dit een leuke en leerzame les
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll