Vervolg taal tekstsoorten.

Taal : tekstsoorten deel 2.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Taal : tekstsoorten deel 2.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Je kunt verschillende manieren gebruiken om efficiënt te lezen en te luisteren
  • Je kunt informatieve, betogende en instructieve teksten herkennen
  • Je kunt de bedoeling van de spreker in je eigen woorden weergeven


Slide 2 - Tekstslide

Oefening 1.
De titel van het filmpje is "Duurzame productie van groene verf".
Wat wordt bedoeld met "groene verf"?
  • Verf met de kleur groen
  • Verf gemaakt van gras
  • Milieuvriendelijke verf

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Oefening 2.
Er komt niet veel tekst voor in het filmpje. Het filmpje laat vooral veel beelden zien van natuur.
Waarom zou dat zijn?

Slide 5 - Tekstslide

Oefening 3 en 4
Wat is de tekstvorm? 
Kies uit: productpresentatie / betoog / advertentie
Dit is een informatieve / betogende / instructieve tekst.

OEFENING 4
Verklaar je antwoord.



Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Oefening 5
Bekijk het filmpje.
Wat is het belangrijkste in dit filmpje?
A. Kassa Groen laat elke week een dilemma zien.
B. Plastic is milieuvervuilend.
C. Tassen zijn slecht voor het milieu.
D. De plastic tas is duurzamer dan de papieren tas.

Slide 8 - Tekstslide

Oefening 6
Je wilt weten waar plastic tassen van gemaakt zijn. Welke luisterstrategie gebruik je?
A. Verkennend luisteren
B. Globaal luisteren
C. Gericht luisteren
D. Intensief luisteren

Slide 9 - Tekstslide

Oefening 7
Wat is de tekstsoort van dit filmpje?
A. Informatieve tekst
B. Betogende tekst
C. Instructieve tekst

Slide 10 - Tekstslide

Oefening 8
Leg in je eigen woorden uit wat de maker van het filmpje wil bereiken.

Slide 11 - Tekstslide

Oefening 9
Iemand vraagt je op te schrijven wat er allemaal wordt verteld in het filmpje.
Welke strategie gebruik je?
A. Verkennend luisteren
B. Globaal luisteren
C. Gericht luisteren
D. Intensief luisteren



Slide 12 - Tekstslide

Oefening 10
In het eerste deel, de intro, vertelt de presentator dat het programma over een dilemma gaat. Als je niet weet wat 'dilemma' betekent, kun je daarachter komen door goed naar de rest van de tekst te luisteren en te kijken.
De presentator zegt dat het programma iedere week een dilemma laat zien.
Waar gaat het deze keer over?
  • De vraag waar kijkers van het programma deze week tegenaan lopen.
  • De vraag of een papieren tas of een plastic tas duurzamer is.
  • De vraag waarom we zoveel plastic tassen krijgen.





Slide 13 - Tekstslide

Oefening 11
Wat is een dilemma?

  • Een moeilijke keuze tussen twee dingen.
  • Iets wat duurzaam is.
  • Een soort tas.




Slide 14 - Tekstslide

Oefening 12
Zet de onderstaande woorden op de juiste plek.
moeilijker – alternatief – schaarser – duurder – dilemma
Mijnheer Duurzaam zit met een groot ……………………………………………: moet hij wortels of sla zaaien op zijn land? Wortels worden steeds …………………………………………… Daar is dus meer behoefte aan. Alleen ... hij houdt zelf meer van sla.
Opeens bedenkt hij een ……………………………………………Hij bezaait de helft van zijn land met wortels en de helft met sla.





Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Oefening 13
Waar staat de fabriek van Studio JUX?
A. In India
B. In Japan
C. In Nepal
D. Ze hebben geen eigen fabriek.





Slide 17 - Tekstslide

Oefening 14
Welke luisterstrategie heb je gebruikt bij de vorige vraag? Leg uit.





Slide 18 - Tekstslide

Oefening 15

Wat voor tekstsoort is dit?
A. Informatieve tekst
B. Betogende tekst
C. Instructieve tekst





Slide 19 - Tekstslide

Oefening 16

Schrijf op je werkblad een aantal zinnen uit het filmpje op waaruit dat blijkt.




Slide 20 - Tekstslide

Oefening 17

Voor wie zal dit filmpje bedoeld zijn?
A. Voor mensen die alleen geïnteresseerd zijn in mode.
B. Voor mensen uit arme landen die de kleding maken.
C. Voor mensen die graag duurzame kleding willen kopen.





Slide 21 - Tekstslide

Oefening 18
Op de volgende slide staat een aantal zinnen met woorden uit het filmpje.
In welke zinnen zijn de woorden goed gebruikt?
Er zijn vier antwoorden goed.
Bijvoorbeeld: Daphne is erg begaan met het milieu. Ze is erg recyclebaar.
In deze zin is het woord 'recyclebaar' niet goed gebruikt. Recyclebaar betekent dat je het kan hergebruiken. Je kan niet zeggen dat je Daphne kan hergebruiken. Een betere zin zou zijn: Daphne is erg begaan met het milieu. Ze is erg milieubewust.





Slide 22 - Tekstslide


A. Ze waren de eersten die bedachten duurzame kleding te maken. Het 
     waren pioniers.
B. De duurzame kleding is gecertificeerd met het EKO-keurmerk.
C. Het werk schiet maar niet op. We hebben meer ontwikkelingswerk nodig.
D. Marijke is een praktisch ingestelde vrouw. Heel idealistisch.
E. De docent zei: "Een goede educatie bereidt je voor op de toekomst."
F. Henk was het snel eens met Ingrid. "Dat is exact wat ik bedoel", zei hij.
G. Om de was te strijken heeft Mo het strijkijzer in het stopcontact 
     geïmplementeerd.


Slide 23 - Tekstslide

Oefening 19
Zoek de betekenis van onderstaande woorden en schrijf ze op je werkblad op. 
  • pionier
  • exact
  • de educatie 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Oefening 20
Welke tekstvorm en tekstsoort is dit? Onderstreep het juiste antwoord

A. Het is een gebruiksaanwijzing / recept / handleiding
B. Het is een betogende / informatieve / instructieve tekst

Slide 26 - Tekstslide

Oefening 21
Je bent vergeten wat 'raspen' ook alweer betekent.
Welke woordstrategie kun je gebruiken om achter de betekenis te komen? Hoe wordt de betekenis duidelijk?
A. De strategie 'gebruikmaken van de context'
B. De strategie 'doorluisteren'
C. Beide strategieën
D. Geen van de twee strategieën


Slide 27 - Tekstslide

Oefening 22
Je bent vergeten wat 'raspen' ook alweer betekent.
Welke woordstrategie kun je gebruiken om achter de betekenis te komen? Hoe wordt de betekenis duidelijk?
A. De strategie 'gebruikmaken van de context'
B. De strategie 'doorluisteren'
C. Beide strategieën
D. Geen van de twee strategieën





Slide 28 - Tekstslide

Oefening 23
Je gaat zo kijken naar een filmpje. Kijk eerst naar het plaatje en de titel van het filmpje. Wat voor een soort filmpje zal dit zijn, denk je?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Oefening 24
Klopt jouw antwoord met het filmpje? 

Slide 31 - Tekstslide

Oefening 25
Bespreek samen waaraan je dat kunt zien. Meer antwoorden zijn goed.
A. Duidelijke zinnen met instructies.
B. Mooie, spectaculaire beelden.
C. Beelden die de tekst verduidelijken.
D. Enthousiaste stemmen.
E. Bijna alle zinnen beginnen met een werkwoord.

Slide 32 - Tekstslide

Oefening 27
In een filmpje kan een woord voorkomen dat je niet kent. Soms kun je de betekenis te weten komen door goed te luisteren naar wat verder wordt gezegd. In deze opdracht zoek je naar de betekenis van het woord ‘barsten’ in de zin ‘Een ei uit de koelkast barst sneller [dan een ei op kamertemperatuur]’. Tip: in dit filmpje wordt nog een ander woord gebruikt voor barsten. Welk woord is dit?
A. botsen
B. breken
C. prikken
D. opzetten



Slide 33 - Tekstslide

Oefening 26
In een filmpje kan een woord voorkomen dat je niet kent. Soms kun je de betekenis te weten komen door goed te luisteren naar wat verder wordt gezegd. In deze opdracht zoek je naar de betekenis van het woord ‘barsten’ in de zin ‘Een ei uit de koelkast barst sneller [dan een ei op kamertemperatuur]’. Tip: in dit filmpje wordt nog een ander woord gebruikt voor barsten. Welk woord is dit?
A. botsen
B. breken
C. prikken
D. opzetten



Slide 34 - Tekstslide

Oefening 28
Kijk nog eens naar het laatste deel van het filmpje (vanaf 01:32).
Je moet een ei laten schrikken. Als je niet weet wat dat is, kun je de betekenis afleiden uit de beelden. Wat betekent ‘laten schrikken’?






Slide 35 - Tekstslide