2. Rijk of arm

2. Rijk of arm
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2. Rijk of arm

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Bk
• Je kent een aantal ontwikkelingskenmerken.
• Je kunt met de ontwikkelingskenmerken bepalen wat arme en rijke landen zijn.
KB-TH-HV
• Je weet waarom het lastig is nauwkeurig te bepalen wat arme en rijke landen zijn.
• Je weet waarom arme landen vaak lange tijd arm blijven.
• Je weet waarom rijke landen vaak lang rijk blijven.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Waneer ben je in Nederland arm?

Slide 4 - Open vraag

Wanneer is een land arm?
  •  BBP: je kijkt naar de welvaart van een land. 
  • hoge sterte- en geboortecijfers 
  • analfabetisme = niet kunnen lezen en schrijven 
  • slechte levensomstandigheden 
  • slechte medische zorg 
  • ondervoeding is hoog
  • werkloosheid is hoog 
welvaart = de toestand in een land dat het economisch goed gaat. 

Slide 5 - Tekstslide

BBP per hoofd 
= brute binnenlands product per hoofd
= BBP gedeeld door alle inwoners van een land 
Maar dit geeft niet altijd een goed beeld. Waarom niet? 

Een klein deel van de bevolking kan veel geld verdienen en dan is het BBP hoog. 

Slide 6 - Tekstslide

Zet de landen op de goede volgorde: bovenaan het laagste bbp
Nederland 
Argentinië
Zambia 

Slide 7 - Sleepvraag

Het bbp zegt niet alles over de rijkdom of armoede in een land. leg dit uit
A
mensen die werkloos zijn worden niet meegerekend
B
Sommige mensen doen vrijwilligerswerk
C
Een deel van de bevolking kan veel verdienen, deze groep is maar heel klein

Slide 8 - Quizvraag

In rijke landen is de levensverwachting hoog. Is dit juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Aan het werk
Vragen maken van paragraaf 2 van hoofdstuk 3 

Dit is maandag af! 

Slide 10 - Tekstslide

Armoedegrens 
= het inkomen dat je minimaal nodig hebt om te kunnen leven 
Denk aan: huis, eten en kleding

Bij geld gaat het vaak over het woord: Welvaart
welvaart = de toestand in een land dat het economisch goed gaat. 

Slide 11 - Tekstslide

Ontwikkelingskenmerken
Maar welvaart zegt nog niets. Daarom kijken we ook naar andere onderwerpen:
  • levensverwachting 
  • gezondheidszorg
  • onderwijs
  • ondervoeding
  • analfabetisme 

Slide 12 - Tekstslide

Human development index
Naast de ontwikkelingskenmerken kijken we ook naar de HDI. 

De HDI wordt gebruikt om te zeggen of een land ontwikkeld is. Je kijkt dan naar verschillende ontwikkelingskenmerken die samen bepalen of een land rijk of arm is. Je kijkt naar inkomen, gezondheidszorg en scholing. 

Hoe hoger de HDI, hoe rijker het land

Slide 13 - Tekstslide

Arme landen blijven arm

Waarom blijven arme landen vaak arm?


  • Geen geld om te investeren in onderwijs of wegen
  • Mensen verdienen weinig zonder opleiding
  • Geen goede wegen, dus is het moeilijko m goederen te vervoeren zoals medicijnen, schoolboeken
  • Minder geld voor gezondheiszorg en schoon drinkwater
  • Mensen worden ziek door slechte gezondheidszorg en vies drinkwater
  • Armoede kan oorlogen veroorzaken. Hoe komt dat?

Slide 14 - Tekstslide

Rijke landen blijven rijk

Waarom blijven rijke landen rijk?


  • Kunnen geld investeren in onderwijs, gezondheidszorg en transport -> hier verdienen ze weer nieuw geld mee.
  • Ze heffen belasting op producten die uit arme landen komen, hierdoor kopen mensen eerder producten uit eigen land.
  • Mensen uit arme landen worden tegengehouden en mogen niet het rijke land in.


Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent het begrip HDI?
A
Human Developers Insurance Index
B
Home Development Index
C
Human Development Index
D
Human Destination Investigation

Slide 16 - Quizvraag

Hoe wordt de HDI gerankt?
Hoe dichter bij ..., hoe beter ontwikkeld
A
0
B
1
C
10
D
100

Slide 17 - Quizvraag

Hoe meet je welvaart het best?
A
Met de HMI
B
Met de HDI
C
Met het BBP
D
Met het BBP per hoofd

Slide 18 - Quizvraag

Welke indicatoren zijn onderdeel van de Human Development Index (HDI)?
A
BNP/hoofd, bevolkingsgroei, zuigelingensterfte
B
BNP/hoofd, artsendichtheid, scholingsgraad
C
BNP/hoofd, levensverwachting, analfabetisme
D
BNP/hoofd, vruchtbaarheidscijfer, toegang tot basisbehoeften

Slide 19 - Quizvraag

Wat moet je nu kunnen en kennen? 
Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 20 - Tekstslide

Aan het werk

 


1. Samenvatting schrijven over paragraaf 2.

Per alinea schrijf je in eigen woorden de belangrijkste informatie op.



2. vragen paragraaf 2 nakijken


Slide 21 - Tekstslide