Lesdoel: avoir (hebben)

    B9  Bonne          Année 2025
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

    B9  Bonne          Année 2025

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Les buts d'aujourdhui

Aan het eind van deze lesson Up kan ik

  • het werkwoord avoir correct in een zin gebruiken.

  • een kort verhaaltje vertellen over mijzelf/ mijn familie.



Slide 3 - Tekstslide

Herhalen 
werkwoord: avoir
( avoir = hebben)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de passé composé?
Wat betekent het werkwoord 'avoir'?
A
zijn
B
kunnen
C
doen
D
hebben

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de passé composé?
In het Frans gebruik je 'avoir' om te vertellen (2 antwoorden):
A
hoe oud je bent
B
waar je woont
C
hoe je heet
D
wat je hebt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de passé composé?
Hoe zeg je in het Frans:
Ik heb twee zussen.
A
Je suis deux soeurs.
B
je m'appelle deux soeurs.
C
J'ai deux soeurs.
D
J'habite deux soeurs.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de passé composé?
Hoe zeg je in het Frans:
Hij is 12 jaar.
A
J'ai douze ans.
B
Il a douze ans.
C
Elle a douze ans.
D
Ils ont douze ans.

Slide 8 - Quizvraag

Het werkwoord: 'avoir'

Slide 9 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van avoir in:
j' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
nous ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
ils/elles ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 12 - Quizvraag

'les parents'
kan je vervangen door:
A
elle
B
il
C
elles
D
ils

Slide 13 - Quizvraag

'Ma maison'
kan je vervangen door:
A
elle
B
il
C
elles
D
ils

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Cloé et Marianne ________ une tente.
A
a
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ma maison ________ deux fenêtres.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Mon frère et moi ________ un cheval.
A
a
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 17 - Quizvraag

Maak een zin met avoir
J'
un
ai
chien.

Slide 18 - Sleepvraag

Maak een zin met avoir.
trois
a
ans.
Ma
soeur

Slide 19 - Sleepvraag

Maak een zin met avoir.
Pierre et Cloé
deux
ont
chats.
aussi

Slide 20 - Sleepvraag

Schrijf twee zinnen over jezelf/ familie. Gebruik het werkwoord avoir

Slide 21 - Open vraag

Hoe goed kun je het werkwoord avoir gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Waarover heb je nog een vraag?
Klaar? Werkboek bladzijde 65. Maak opdracht 24 en 25

Slide 23 - Open vraag

'la mère'
kan je vervangen door:
A
elle
B
il
C
elles
D
ils

Slide 24 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
il/elle/on ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 25 - Quizvraag