Language support - TEKSTEN - les 1

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHoger onderwijs

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoe begin je daaraan?

A
Ik kijk eerst GLOBAAL: welk type tekst is het, waarover gaat het, ik lees de tussentitels, ik lees de inleiding.
B
Ik ga actief op zoek naar het ANTWOORD OP DE VRAGEN die de docent heeft gesteld. Want dit is wat zij belangrijk vindt voor het examen!
C
Ik lees de tekst onmiddellijk zin per zin, IN DETAIL, want de docent heeft toch gezegd dat we het hele artikel moeten kennen?
D
Oh interessant thema! Ik ben heel benieuwd naar de argumenten en wil hier een EIGEN MENING over vormen.

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Oriënterend lezen:
titel, auteur, wanneer verschenen, tekstsoort, tekstdoel

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Tekstslide

In de tekst heeft men het over twee soorten doelpubliek van de workation:

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Welke touroperator pakt in ons land uit met een workation?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 22 - Woordweb

Sleutelwoorden

Slide 23 - Woordweb

Moeilijke woorden?

Slide 24 - Woordweb

Bedenk zelf twee vragen over de tekst.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Oriënterend lezen
Intensief lezen
Globaal lezen
Je leest de flaptekst.

Je bepaalt wat de hoofdgedachte van de tekst is.

De koppen van De Standaard bekijken.

In een boek over levensovertuigingen de historische wortels van het humanisme vinden.

Je kijkt wie een bepaald artikel heeft geschreven en waar het gepubliceerd is.

Slide 27 - Sleepvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Wat doe jij al?
Titels en tussentitels: ik duid enkel de belangrijkste woorden aan, niet de volledige titel.
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

Wat doe jij al?
Kleuren: ik gebruik verschillende kleuren voor de verschillende niveaus in de tekst.
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quizvraag

Wat doe jij al?
Ik markeer in de inhoudstafel.

A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag

Wat doe jij al?
Volgorde: Ik lees eerst een alinea en duid daarna pas het belangrijkste in de alinea aan.

A
ja
B
nee

Slide 34 - Quizvraag

Wat doe jij al?
Kernwoorden: Ik duid in de alinea’s enkel de belangrijkste woorden aan, dus geen volledige zinnen.

A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag

Wat doe jij al?
Het resultaat: Ik geef het toe… soms ziet mijn cursus eruit als een kleurboek.
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Link