Blok 3-5 Spelling 1BKB

Nederlands
                        Klas 1 BKB - 3.4 Grammatica
                           Spelling
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
                        Klas 1 BKB - 3.4 Grammatica
                           Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag in deze les:
Lesafspraken
Terugblik/Lesdoel
Huiswerk bespreken
Instructie Grammatica en Spelling
Aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Lesafspraken:
  • Respect voor elkaar en je omgeving
  • Je hebt de spullen op orde en huiswerk gemaakt
  • Tijdens het lezen is het stil
  • Je hebt de aandacht bij de les en bent stil wanneer nodig
  • Bij samenwerken werk je zachtjes
  • Wil je iets vragen of zeggen, steek dan je hand op
  • Tassen op de grond, geen eten/drinken/kauwgom

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
In de zin staat altijd een persoonvorm, dit is een werkwoord en kun je vinden door de tijdproef te gebruiken.
Ook kunnen er hele werkwoorden en voltooid deelwoorden in een zin staan.
Alle werkwoordsvormen in een zin samen noemen we het werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je kunt de pv aanwijzen in een zin met meerdere werkwoorden.
  • Je kunt het wwg van een zin benoemen.
  • Je kunt woorden met korte en lange klanken goed spellen.
  • Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd enkelvoud en meervoud spellen.

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk Nakijken
Opdracht 17 (107) en kolommen met i-ie

Nakijken met een andere kleur pen.
Zet een krul wanneer het goed is en een kruisje wanneer het fout is. Zet daarna het goede antwoord er bij.

Slide 7 - Tekstslide

Instructie
Werkwoordspelling (blz.109)
ik - ik-vorm
ander - ik-vorm+t
meer - hele werkwoord
Let op: staat jij/je achter de pv, dan geen t
Opdracht 20 op blz. 109: Schrijf de hele zin vragend op.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 20

  1. Hang je de posters netjes op?
  2. Lever je het werkstuk op tijd in?
  3. Ben je nooit in het Rijksmuseum geweest?
  4. Knak jij vaak met je vingers?
  5. Vier jij graag feest?
  6. Griezel jij bij elke horrorfilm.

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm in tegenw.tijd
kletsen
rennen
sprinten
enkelvoud
ik
klets
ren
sprint
jij/hij/zij/het
kletst
rent
sprint
meervoud
wij/jullie/zij
kletsen
rennen
sprinten

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 21 (110)

Schrijf van iedere zin de juiste vorm van het werkwoord op in de tt.



Slide 11 - Tekstslide

Bedankt
Dit was de laatste les Nederlands van 2022,

Tot volgend jaar.

Slide 12 - Tekstslide

In hoeverre heb jij het idee dat je deze leerstof hebt begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Ik vond deze les....
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll