- Je kunt enkele ecosystemen beschrijven aan de hand van kenmerkende soorten. - Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven. - Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken,bewerken en analyseren.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Pionierecosysteem
Op kale grond, een kale rots, nieuwe duin zal na verloop van tijd begroeid raken met korstmossen of kleine planten. Deze eerste vegetatie heten pioniers. Zij zijn erg tolerant wat de abiotische factoren als temperatuur betreft.
Deze planten trekken dieren aan, het eerste pionierecosysteem is ontstaan. Hierdoor worden de omstandigheden gunstiger voor nieuwe soorten om zich hier te vestigen.
Slide 9 - Tekstslide
Humus
Door doodgaan van planten en dieren ontstaat humus, waardoor de omstandigheden sterk verbeterd zijn. Hierdoor kunnen grotere planten op deze plek groeien, grotere dieren zich hier vestigen en het pionierecosysteem gaat over in een ander ecosysteem. Dit maakt de omstandigheden nóg gematigder, zodat weer andere planten en dieren zich hier vestigen.
Slide 10 - Tekstslide
Climaxstadium
Laatste stadium: climaxstadium: grote biodiversiteit, weinig schommeling in omstandigheden, veel soorten, kleine aantallen per soort.
Slide 11 - Tekstslide
Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 12 - Quizvraag
Veel verschillende soorten organismen
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 13 - Quizvraag
In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem
Slide 14 - Quizvraag
humusarme bodem (organische stoffen e.d.)
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 15 - Quizvraag
Welk ecosysteem is afgebeeld in de afbeelding?
A
Pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem
Slide 16 - Quizvraag
Pionierecosysteem
- Weinig soorten
- Veel individuen van een soort
- Weinig ontwikkelde bodem
- Eenvoudig voedselweb
- Sterk wisselende abiotische factoren
Climaxecosysteem
- Veel soorten
- Weinig individuen van een soort
- Goed ontwikkelde bodem
- Complex voedselweb
- Constante abiotische factoren
Slide 17 - Tekstslide
Succesie
Verandering van het soortensysteem die
waardoor het ecosysteem geleidelijk
verandert. Het ecosysteem gaat dan geleidelijkover op een andere ecosysteem.
Slide 18 - Tekstslide
Primaire- en secuandaire successie
Primaire successie: Bijv. door erosie, geen humus, successie moet opnieuw beginnen. Secundaire successie: opbouw na brand, successie hoeft niet van begin af aan, snelle begroeing, humus aanwezig in de bovenste laag.
Slide 19 - Tekstslide
2 evenwichtssituaties
Konijnen eten grassen en andere planten. Als de planten niet worden gegetenverdringen ze de grassen.
Slide 20 - Tekstslide
Wat gebeurt er bij een lage dichtheid aan konijnen.
A
Veel gras
B
Weinig gras
C
evenveel
D
Verandert niet
Slide 21 - Quizvraag
2 evenwichten
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht. Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af> houtachtige planten groeien en verdringen de grassen > geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren > populatie planten zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.