Les 1 Uitleg examen Spreken

Examenvoorbereiding Nederlands 
Nederlands
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Examenvoorbereiding Nederlands 
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Examens Nederlands
Examen lezen en luisteren (denk aan het FACET-examen dat je in het eerste jaar moest maken). Telt voor 50% mee voor de bepaling van het eindcijfer
Examen Spreken > een betoog houden (telt voor 1/6 mee)
Examen Gesprek voeren > sollicitatiegesprek (telt voor 1/6 mee)
Examen Schrijven > 2 of 3 schrijfopdrachten (telt voor 1/6 mee)

Slide 2 - Tekstslide

Planning:
Vandaag: Uitleg examen Spreken met als onderdelen: Wat is een betoog?  Overbrengen van je inhoud. Opbouw betoog

Volgende keer Uitleg examen Gesprekken voeren

Twee lessen daaropvolgend: uitleg examenopdrachten Schrijven.   BEN JE KLAAR MET ALLE OPDRACHTEN > EXAMENS

Slide 3 - Tekstslide

Het examen Spreken
  • Je houdt een betoog/presentatie over een stelling
  • Duur:                                                                                                               Niv. 2 en 3 (2F): minimaal 4, maximaal 6 minuten                     Niv. 4 (3F) minimaal 6 , maximaal 8 minuten. Korter dan 6 minuten? Dan mag het betoog niet beoordeeld worden
  • Tijdens het examen alleen steekwoorden bij de hand 
  • PowerPoint/Prezi/etc. ter ondersteuning is verplicht!

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je over een betoog?

Slide 5 - Woordweb

Betoog
Doel = publiek overtuigen van je standpunt

  • standpunt = mening over onderwerp of vraagstuk
  • je onderbouwt je standpunt met argumenten




Slide 6 - Tekstslide

Hoe breng je de inhoud van je presentatie het beste over? 

1. Spreek tegen de beoordelaars
2. Gebruik je stem
3. Gebruik je lichaam
4. 'Wees het argument'

Slide 7 - Tekstslide

Opbouw betoog
Je betoog moet een heldere structuur bevatten. Dit kun je doen door je betoog in 3 onderdelen op te bouwen:
  • kop
  • romp
  • staart

Slide 8 - Tekstslide

Welke informatie zou je in de kop (inleiding) terug laten komen?

Slide 9 - Open vraag

Kop (inleiding)
  • Aandacht publiek trekken (citaat, anekdote, actualiteit)
  • Introductie van jezelf
  • Geef aan waar je presentatie over gaat
  • Noem je gekozen stelling

Slide 10 - Tekstslide

Romp (middenstuk)
  • Leg uit waarom je deze stelling gekozen hebt
  • Geef je standpunt (voor of tegen de stelling)
  • Niveau 2 en 3 (2F) en Niveau 4 (3F) Minimaal 2 argumenten voor je standpunt + onderbouwing + voorbeeld
  • Niv. 4 (3F): Minimaal 2 argumenten tegen de stelling. Weerleg deze met tegenargumenten
  • Geef een advies of verwachting voor de toekomst 

Slide 11 - Tekstslide

Staart (slot)
  • Herhaal je standpunt + 1 of meerdere argumenten om de kijker te overtuigen
  • Geef een samenvatting/conclusie
  • Uitsmijter (slotzin)

Slide 12 - Tekstslide

Spreekschema
Inleiding 
(Kop)
Opening: actualiteit, anekdote, citaat
Introductie
Stelling noemen
Middenstuk (Romp)
Argument voor
Argument voor
Argument tegen + weerlegging
Argument tegen + weerlegging

Slot 
(Staart)
Herhaal standpunt + 1 of meerdere argumenten
Conclusie/samenvatting
Uitsmijter

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 1 De overtuigende verkoper 
  1. Kies elk een willekeurig voorwerp dat voorhanden ligt (stift, telefoon, stoel, etc.)
  2. Bepaal het spreekdoel
  3. De verkoper probeert het voorwerp te ‘verkopen’ aan de klas. Neem drie minuten om het verkoopgesprek voor te bereiden. Let op humor en originaliteit, je presentatie is het belangrijkste bij deze opdracht.
  4. Voer het verkoopgesprek

Slide 14 - Tekstslide

Les 1b Argumentatie
Drietrapsraket:
1. Het argument benoemen
(+labels geven)
2. Het argument uitleggen 
3. Geef voorbeelden van het argument

Slide 15 - Tekstslide

Samenvatten
Geef een samenvatting van je argumenten

Slide 16 - Tekstslide

Weerleggen
1. Aanwijzen van de argumenten van je tegenstanders
2. Samenvatten van die argumenten
3. Reageren op die argumenten
4. Conclusie geven

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 2 Argumenteren 
1. Maak een groepje van vier personen
2. Kies een van de volgende stellingen:
- Alcoholreclame moet verboden worden
- Bibliotheken zijn overbodig
- De overheid moet de prijs van fastfood verhogen
- Alcoholproducten moeten twee keer zo duur worden.
- Alle wc’s op scholen moeten genderneutraal worden.
3.  Twee zijn voor de stelling en twee zijn tegen de stelling.
4. Beide tweetallen bedenken minimaal drie argumenten (gebruik hiervoor betrouwbare bronnen).
5. Leg elk argument uit en geef een voorbeeld waarmee je het argument concreet maakt.
6. Bedenk een pakkende opening en een uitsmijter.
7. Ga nu met elkaar debatteren over de stelling (voor de klas)!

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld
Stelling: Alcoholreclame moet verboden worden

  • standpunt: ik ben voor de stelling
  • argument: het is reclame voor iets ongezonds


Slide 19 - Tekstslide

Stelling: Alcoholreclame moet verboden worden
Argument: Het is reclame voor iets ongezonds
Uitleg: Reclame heeft als doel mensen meer van een product te laten kopen. Van alcoholreclame krijg je dus zin om bijvoorbeeld wijn te drinken. Dat is erg, want alcohol is slecht voor je gezondheid.
Voorbeeld: Stel: in een reclame heb je de laatste tijd vaak Jillz voorbij zien komen. Daardoor denk je nu eerder aan Jillz en ben je sneller geneigd om dat te kopen. Je kiest dus eerder voor een ongezonde optie.
 

Slide 20 - Tekstslide

Objectieve of subjectieve argumenten?
Welke zijn beter?
-Objectief 
-Subjectief?

Slide 21 - Tekstslide

Beoordeling examen Spreken
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordgebruik en woordenschat
  • Vloeiendheid, verstaanbaarheid, grammaticale beheersing

Slide 22 - Tekstslide

Opdr 3 Examenopdracht Spreken 
  • Kies een stelling van de lijst in Teams.
  • Elke stelling mag maar één keer gekozen worden! 
  • Maak opdracht 3, 4 en 5 uit het document in Teams

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video