2.3 Lezen

Vandaag
Uitleg 2.3 Lezen (met laptop)
Zelfstandig werken (huiswerkcontrole, boek lenen)

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Uitleg 2.3 Lezen (met laptop)
Zelfstandig werken (huiswerkcontrole, boek lenen)

Slide 1 - Tekstslide

Boek lezen
We starten elke les met 10 minuten lezen. Zorg dus dat je elke les je leesboek bij je hebt. 

Geen boek mee = vanaf volgende week MV (materiaal vergeten)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 

2.3 Lezen 
  • je kunt de tekstdoelen (informeren, overtuigen, activeren, amuseren) in een tekst benoemen
  • je kunt correct benoemen waar een verwijswoord naar verwijst
  • je weet uit welke tekstdelen (inleiding, kern, slot) een tekst kan zijn opgebouwd
  • je kunt voorbeeldgevende signaalwoorden in een tekst benoemen







Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoelen
Informeren: de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp.

Amuseren: zorgen dat de lezer plezier heeft in het lezen van de tekst.

Overtuigen: zorgen dat de lezer diens mening overneemt.

Activeren: zorgen dat de lezer iets gaat doen; dat de lezer in actie komt. 

Slide 4 - Tekstslide

informeren
amuseren
overtuigen
activeren
nieuwsbericht
instructie
leesboek
stripverhaal
recensie
betoog
advertentie
uitnodiging voor een feest

Slide 5 - Sleepvraag

Tekstdoelen
Informeren: de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp.
                                              nieuwsbericht en instructie
Amuseren: zorgen dat de lezer plezier heeft in het lezen van de tekst.
                                              leesboek en stripverhaal
Overtuigen: zorgen dat de lezer diens mening overneemt.
                                              recensie en betoog
Activeren: zorgen dat de lezer iets gaat doen; dat de lezer in actie komt. 
                                             advertentie en uitnodiging voor een feest

Slide 6 - Tekstslide

Opbouw van een tekst



• Een inleiding is kort en trekt de aandacht van de lezer. Ook vind je er vaak informatie over het onderwerp van de tekst.
• De kern is het langste deel van de tekst en behandelt het onderwerp. In de kern lees je vaak over deelonderwerpen.
• Het slot bevat meestal een samenvatting of een conclusie. Het bevat geen nieuwe informatie.

Slide 7 - Tekstslide

Verwijswoorden
In de meeste teksten staan verwijswoorden. Dat zijn woorden die verwijzen naar één of meer woorden in de tekst, en soms zelfs naar een hele zin. Ze zorgen dat de tekst makkelijker te lezen is. 

Wil je weten waar een verwijswoord naar verwijst? Stel dan een vraag die begint met wie, wat, waar of welk(e).

Slide 8 - Tekstslide

De ijsvogel zit te wachten bij een vijver. Hier ziet hij een lekker visje.

Waar verwijst hij naar?

Slide 9 - Open vraag

De ijsvogel zit te wachten bij een vijver. Hier ziet hij een lekker visje.

Waar verwijst hier naar?

Slide 10 - Open vraag

Waarom zou een schrijver verwijswoorden gebruiken in een tekst. Om de tekst ...
A
afwisselender te maken
B
moeilijker te maken
C
spannender te maken

Slide 11 - Quizvraag

Signaalwoorden
In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea’s. Bijvoorbeeld een opsomming of een tegenstelling.
 

Er zijn ook signaalwoorden die een voorbeeld aangeven: bijvoorbeeld, zoals, ter illustratie.

Slide 12 - Tekstslide

Je kent nu deze signaalwoorden:

Slide 13 - Tekstslide

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord?

Lekker eten is belangrijk, maar McDonalds' is soms niet te weerstaan.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 14 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord?

Voordat ik naar school ga, fiets ik langs de McDonalds'.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 15 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord?

Ten eerste bestel ik een hamburger. Ook neem ik standaard een McFlurry.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 16 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord?

Toch vind ik het ook lekker om met een smoothie te ontbijten.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 17 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord?

Zoals een smoothie met banaan en aardbei.
A
opsomming
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag!
Weektaak: 
Lessonup taak 8
2.3 Lezen opdracht 1 t/m 25


Klaar? Laat het aftekenen. 
Daarna: boek lezen, Nieuwsbegrip, ander vak
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Lezen
Pak je leesboek en ga lezen.

Geen leesboek mee? Pak een boek van mijn bureau.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag!
Weektaak: 
Lessonup taak 8
2.3 Lezen opdracht 1 t/m 25

Klaar? Laat het aftekenen!
10:30 uur lezen

Slide 21 - Tekstslide