Chapitre 2 Du temps pour moi

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

faire du cheval 
écouter de la musique
nager
manger

boire un verre
aller en bateau
jouer au foot
se reposer
jouer au volley

jouer de la guitare
commander des frites

Slide 2 - Sleepvraag

Qu'est-ce que tu fais pendant ton passe-temps?

Slide 3 - Open vraag

On commence!
C'est quel jour et quelle date aujourd'hui? C' est.....
Question de la semaine:
Qu' est-ce que tu as fait comme activité ?
Qu' est-ce que tu aimes faire comme activité?

Slide 4 - Tekstslide

C'est quel jour et quelle date aujourd'hui?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent tôt?
A
laat
B
vroeg
C
zwaar

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal: Ik houd van gamen en sporten

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent al?
A
tôt
B
plutôt
C
déjà

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal: wij hebben zin om uit te slapen

Slide 10 - Open vraag

Welke serie woorden hoort niet bij elkaar?
A
faire les magasins, faire du sport, jouer à la console
B
discuter, appeler, rigoler
C
l' entrée, l' épisode, le cours

Slide 11 - Quizvraag

Révision: Overleg met je duo: wat betekenen de volgende woorden of zinnen uit voca A? Zoek met elkaar uit
Ik ben moe, het is laat
Ik heb zin in gamen
Wij gaan shoppen
Ik houd van uitslapen
Wij lachen 
Het was super
We treffen elkaar

Slide 12 - Tekstslide

Révision: Overleg met je duo: wat betekenen de volgende woorden of zinnen uit voca A?
Ik ben moe, het is laat= je suis fatigué(e, c' est tard
Ik heb zin in gamen= j' ai envie de jouer à la console
Wij gaan shoppen= nous allons ( on va) faire des magasins
Ik houd van uitslapen= j' aime faire la grasse matinée
Wij lachen = nous rigolons
Het was super= c' était super
We treffen elkaar= nous nous retrouvons/on se retrouve

Slide 13 - Tekstslide

Welk woorden passen in de open plekken: Dans son........... il aime faire des jeux vidéo

Slide 14 - Open vraag

4

Slide 15 - Video

01:03
Qu'est qu'il fait pendant le weekend?
A
jouer avec ses enfants
B
faire du kickboxe
C
jouer au foot
D
être avec sa famille

Slide 16 - Quizvraag

01:22
Qu'est-ce qu'elle fait? Utilise des mots français (réponds en français)

Slide 17 - Open vraag

01:43
Quelles deux activités fait-elle pendant le weekend? Réponds en français

Slide 18 - Open vraag

02:16
ça veut dire quoi; "sortir avec des amis?"
A
eten met vrienden
B
sporten met vrienden
C
uitgaan met vrienden
D
afspreken met vrienden

Slide 19 - Quizvraag

Je begrijpt een tekst over E-sport B p.63
Nabespreking in de les

Wat is het woord voor vechten/vechtspel?  
Waarom vindt Kayane het een echte sport?
Wat deed Maestro toen hij jong was?
Waarom vindt Maestro het een echte sport?





Slide 20 - Tekstslide

Parler du weekend: gebruik verleden tijd=imparfait

Hoe was het weekend?
Het was leuk en het was mooi weer.
C' était comment le weekend?
C' était super et il faisait beau

Slide 21 - Tekstslide

Imparfait (o.v.t.)
Als je vertelt hoe iets in het verleden was, gebruik je vaak de imparfait. Je beschrijft, net of je naar een foto kijkt.

De imparfait bestaat uit:
- een stam
- een uitgang

Slide 22 - Tekstslide

Imparfait reg.ww. 

  1. Nous-vorm -> ons eraf halen = stam
  2. Plak de imparfait uitgang erachter
  3. Finissons-> finiss + uitgang imparfait
  4. Révisons !

Slide 23 - Tekstslide

Imparfait - uitgang
Uitgang
je                             ais
tu                            ais
il/elle/on              ait
nous                      ions
vous                       iez
ils/elles                aient

Slide 24 - Tekstslide

voorbeeld imparfait=Faire
je faisais= ik deed/maakte
tu faisais=jij deed/maakte
il/elle/on faisait=hij/zij/men maakte
nous faisions= wij maakten
vous faisiez= u/ jullie maakten
ils/ elle faisaient= zij maakten

Slide 25 - Tekstslide

Je kunt activiteiten in het Frans benoemen
sporten
shoppen
tv kijken
muziek luisteren
gamen
de hond uitlaten
huiswerk maken
mijn kamer opruimen
de afwas doen

Slide 26 - Tekstslide

Je kunt vertellen over je vrije tijd
1. Wat doe je in het weekend
2. In het weekend, .....
3. En daarna
3. Wat doe je nog meer?
4. Ik ....
5. Wat is je lievelingsserie?
6. Mijn lievelingsserie is ....

Slide 27 - Tekstslide

Welke woorden passen in de zin:
...........jour, il a un........de rugby

A
selon, magazine
B
chaque, entraînement
C
comme jour, écran

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekenen : het leven en helpen in het Frans?
A
la vie, aider
B
le début, aider
C
l'argent, lire

Slide 29 - Quizvraag

Quand? Wanneer?
le matin= 's ochtends
l' après-midi='s middags
le soir= 's avonds
le weekend= in het weekend
après= daarna
lundi/mardi/mercredi/jeudi/vendredi/samedi/dimanche
à trois heures, à midi.......

Slide 30 - Tekstslide

Klik aan welke zin(nen ) met het lidwoord A correct zijn:
A
ja vais au cinéma
B
nous allons à l' hôtel
C
on va à le club de foot
D
ils sont à la cantine

Slide 31 - Quizvraag

Ta bucket list? ex. 18

Slide 32 - Woordweb

Klik aan welke zinnen met het lidwoord DE niet correct zijn
A
c' est l'entrée de le collège
B
c' est le titre du nouveau film français
C
c' est le meilleur élève de la école
D
c' est le début des vacances

Slide 33 - Quizvraag

Je kunt à en de +lidwoord gebruiken
Hoe gaan we het doel bereiken
Ensemble: grammaire D




Slide 34 - Tekstslide

Naar, in, op, bij, de/het
à + le --> au
a + les --> aux
Je vais à + le collège
Je vais au collège
Je vais aux matchs

à + la --> à la
à + l' --> à l'
Je vais à la plage
Je vais à l'école


Van de/het
de + le --> du
de + les --> des
L'histoire de + le film
L'histoire du film
L'histoire des films

de + la --> de la
de +l' --> de l'
L'histoire de la famille
L'histoire de l'enfant

Slide 35 - Tekstslide

Je kunt vertellen wat je leuk vindt om te doen en wat niet
j' aime
j'aime faire
je n'aime pas
je n'aime pas faire

Pourquoi? 
parce que

Slide 36 - Tekstslide

Fais des phrases: par exemple
J'aime aller au cinéma à Utrecht parce que c'est super
Je n'aime pas aller au cinéma à Utrecht parce que le cinéma est petit.

J'aime faire de la natation, parce que je suis sportive
Je n'aime pas ranger ma chambre, parce que je suis paresseuse

Slide 37 - Tekstslide

Vidéo 
Je gaat kijken naar een video, hierna ga je een sleepvraag maken en kies je welke woorden bij welke sport horen

Slide 38 - Tekstslide

Jouer au baseball
Faire du surf
la liberté
le plaisir à jouer
receveur
les matchs en été
l' océan
la planche

Slide 39 - Sleepvraag

Raadspel woorden

Slide 40 - Tekstslide

Je kunt reageren op een forum waarin je vertelt over je eigen stad/dorp
Noteer:
- wie je bent, waar je woont en hoe oud je bent
- welke activiteiten leuk zijn om te doen in jouw stad/dorp. 
- waarom jij deze activiteiten leuk vindt.
- welke activiteit niet leuk is om te doen. 
- waarom deze activiteit niet leuk is om te doen
- Sluit af met je naam
--> Je hebt 20 minuten. 

Slide 41 - Tekstslide

Je kunt informatie halen uit korte teksten
Hoe ga je het doel behalen
In stilte lezen: de teksten
Samen de teksten bekijken
Oefeningen maken

Slide 42 - Tekstslide

Informatie uit een tekst halen door gebruik te maken van voorkennis en woordkennis
Voorkennis:
Wat weet je al van een onderwerp zonder de tekst te lezen
Woordkennis:
Welke woorden (her)ken je uit het Engels, Nederlands of Frans
Tips:
--> het antwoord/het bewijs staat altijd in de tekst
--> gebruik een marker om belangrijke zinnen te markeren

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide