Spelling na toets blok 5

Spelling & Taal
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Spelling & Taal

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ging het zelfstandig werken/samenwerken?

Slide 2 - Woordweb

Doelen van de les: 
* We herhalen wat thema's uit de toets om te oefenen.

*Ik kan woorden schrijven met trema.
* Ik kan het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vinden.
* Ik kan werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd (voltooid deelwoord) schrijven.
*Ik kan de bezitsvorm ('s/s/') en meervoud met ('s/s/') schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

timer
0:20
Meervoud met -en

Slide 4 - Woordweb

timer
0:20
Meervoud met trema

Slide 5 - Woordweb

alibi's  / cafés / bureaus
Je schrijft een -s mét apostrof wanneer het zelfstandig naamwoord eindigt op 
1. een lange klinker                                          3. én zonder accent
2. met één letterteken
'apostrof gebruiken bij meervoud en bezit

Slide 6 - Tekstslide

timer
0:35
Meervoud met -s

Slide 7 - Woordweb

Bezitsvorm met 
's 

Bezitsvorm
s
Bezitsvorm
'
van Max
van mijn zusje
van de juf
van Cindy
van het café
van de poes
van Disney  
Van de hyena

Slide 8 - Sleepvraag

Kort: let op
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden zijn altijd BIJVOEGLIJK.

Het metaal werd erg heet. 

Een kartonnen doos brandt sneller dan een bolletje wol. 

Slide 9 - Tekstslide

In het oud papier zitten metalen paperclips, plastic flesjes en gebroken glazen.
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
NIET bijvoeglijk naamwoord
papier
flesjes
metalen
plastic
gebroken
glazen

Slide 10 - Sleepvraag

Een paar werkwoorden
Zet ze in de gevraagde tijd!


Slide 11 - Tekstslide

Zet: "Het gebeurt." In de verleden tijd.
A
het gebeurte
B
het gebeurtte
C
het gebeurde
D
het gebeurdde

Slide 12 - Quizvraag

Zet: "Frank beïnvloedde." In de tegenwoordige tijd.
A
Frank beïnvloed
B
Frank beïnvloedte
C
Frank beïnvloedt
D
Frank beïnvloede

Slide 13 - Quizvraag

Zet: "Omhelzen je broers?" In de verleden tijd.
A
Omhelzde je broers
B
Omhelste je broers
C
Omhelsde je broers
D
Omhelsden je broers?

Slide 14 - Quizvraag

Zet "Mijn vader grijnst" in de verleden tijd.
A
Grijnste
B
Grijnsde
C
Grijnsten
D
Grijnsden

Slide 15 - Quizvraag

Sleep de antwoorden naar het juiste vakje.
antwoordde
geantwoord
antwoordden
geantwoordt
antwoorden
Wat is de verleden tijd enkelvoud van antwoorden?
Wat is het voltooid deelwoord van antwoorden?
Wat is de verleden tijd meervoud van antwoorden?
Dit is nooit juist gespeld.
Dit is het hele werkwoord.

Slide 16 - Sleepvraag

goed of fout gespeld ?
de boeken van Bas
-> Bas's boeken
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Maak een bezitsvorm
De jas van Els --> .... jas

Slide 18 - Open vraag

Regel 1: 
Eindigt het zelfstandig naamwoord of de naam op een sisklank
Schrijf dan alleen een apostrof, dat is ' 

De broer van Max  >  Max' broer
De zus van Bas  >  Bas' zus

Slide 19 - Tekstslide

Regel 2: 
Als een naam of zelfstandig naamwoord op een a, i, o, u, of y, eindigt, dan zet je een ' voor de s. Je schrijft dus 's
een '- teken heet een apostrof

het huis van oma   >   oma's huis
de moeder van Eddy   >   Eddy's moeder
de speen van de baby   >   baby's speen

Slide 20 - Tekstslide

 Regel 3:
Je kunt de bezitsvorm maken door een s achter de naam of een zelfstandig naamwoord te zetten. 

de schoenen van mijn vader  >  mijn vaders schoenen
de kleren van mijn zusjemijn zusjes kleren
het beroep van Sarah >  Sarahs beroep 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Dit was de les! Ging het goed?

Slide 23 - Tekstslide

goed of fout gespeld ?
de fiets van mijn zusje
-> mijn zusjes fiets
Regel
Is het +s  of + 's  of  ' ? Kijk terug in de uitleg als je het even niet meer weet!!
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de zin:

Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 25 - Quizvraag