2021 2VM H4.2 Wat levert het op

Pincode 2VM H4.2 Wat levert het op
LEERDOELEN:
  • Hoe je ondernemer wordt
  • Welke productiefactoren er zijn
  •  Waarom investeren nodig is
  •  Wat concurrenten zijn
  • Hoe je winst of verlies berekent 

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pincode 2VM H4.2 Wat levert het op
LEERDOELEN:
  • Hoe je ondernemer wordt
  • Welke productiefactoren er zijn
  •  Waarom investeren nodig is
  •  Wat concurrenten zijn
  • Hoe je winst of verlies berekent 

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog over...
Produceren

Slide 2 - Woordweb

Ondernemer
Een ondernemer = iemand die met eigen bedrijf zijn inkomen verdient
Kan alleen maar je kunt ook personeel in dienst hebben.Iemand met een eigenbedrijf een inkomen verdiend

Slide 3 - Tekstslide

Kun je een voorbeeld noemen van een ondernemer?

Slide 4 - Open vraag

Productiefactoren
Natuur: grondstoffen
Arbeid: werk van mensenKapitaal: machines en fabrieken
Ondernemerschap

Slide 5 - Tekstslide

Welke productiefactor is dit
Graan om brood te bakken
A
kapitaalgoederen
B
arbeid
C
natuur
D
kapitaal

Slide 6 - Quizvraag

Weke productiefactor is dit:
Broodbakmachine
A
natuur
B
kapitaalgoederen
C
arbeid
D
kapitaal

Slide 7 - Quizvraag

Noem een grondstof voor en hamburger.

Slide 8 - Open vraag

Investeren:
kopen van fabrieken en machines om beter of goedkoper dingen te kunnen maken.

Slide 9 - Tekstslide

Noem een grondstof voor een fiets.

Slide 10 - Open vraag

Als het slecht gaat met een bedrijf zal het niet zo gauw investeren. Leg dit uit

Slide 11 - Open vraag

Concurrenten:
Bedrijven die dezelfde soort producten maken of dezelfde diensten leveren. 

Slide 12 - Tekstslide

Als Gijs aan het eind van de avond de kassa van zijn restaurant opmaakt, blijkt de opbrengst € 4.300 te zijn. De kosten bedroegen diezelfde avond € 2.440.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

Reisbureau Najib organiseert een studiereis naar Praag. De kosten van de reis bedragen € 18.000.
De 45 deelnemers aan de reis betalen € 475 per persoon. Bereken de winst.

Slide 15 - Open vraag

Noem een concurrent van de Albert Heijn.

Slide 16 - Open vraag

Winst:

Je hebt voor €150,- hamburgers verkocht.
Je hebt ze gekocht voor € 100,-
Je winst is €150,- - €100,- = €50,-
Verlies:

Je hebt voor €130,- milkshakes verkocht.
Je hebt ze gekocht voor € 140,-
Je verlies is €130,- - €140,- = -€10,-

Slide 17 - Tekstslide

Winst of verlies
  • Winst is een positief getal (boven de 0)
  • Verlies is een negatief getal (onder de 0)

Slide 18 - Tekstslide

Je hebt voor €723,- Quakies gekocht.
Je hebt ze verkocht voor € 1519,-
Hoe groot is je winst/verlies?

Slide 19 - Open vraag

Je hebt voor €3014,- Snorken verkocht.
Je hebt ze gekocht voor € 3129,-
Hoe groot is je winst/verlies?

Slide 20 - Open vraag

Omzet = winst
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Hoe bereken je de winst?
A
Winst = Opbrengsten + Kosten
B
Winst = Opbrengsten
C
Winst = Opbrengsten/Kosten
D
Winst = Opbrengsten - Kosten

Slide 22 - Quizvraag