Havo 2: naamwoordelijk gezegde

Grammatica
Zinsdelen: naamwoordelijk gezegde
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Zinsdelen: naamwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
- Kort herhalen zinsdelen klas 1
- Herhalen naamwoordelijk gezegde

A.s. vrijdag in het vragenuurtje om 9.30u heb ik extra oefeningen voor de zinsdelen van klas 1.

Slide 2 - Tekstslide

Overzicht zinsdelen en vragen
pv
wg
|zinsdelen|

ow
lv
mv
bwb
Zin van tijd veranderen.
Alle werkwoorden in de zin.
Zet zo groot mogelijk voor de pv + kijk naar functie 
wie/wat + gezegde?
wie/wat + gezegde + ow?
aan/voor wie + gezegde + ow + lv?
Alles wat overblijft.

Slide 3 - Tekstslide

Oefenzin
Op jouw verzoek sturen we je deze folder over Groningen toe.
PV=
O=
WG=
LV=
MV=
BWB=

Slide 4 - Tekstslide

Oefenzin
Op jouw verzoek | sturen | we | je | deze folder over Groningen | toe.

PV= sturen
O=
WG=
LV=
MV=
BWB=

Slide 5 - Tekstslide

Oefenzin
Op jouw verzoek | sturen | we | je | deze folder over Groningen | toe.

PV= sturen
O= we
WG= sturen toe
LV= deze folder over Groningen
MV= je
BWB= op jouw verzoek

Slide 6 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  • Bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel
  • Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van deze werkwoorden is een vorm van een koppelwerkwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)



Slide 8 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde



In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 9 - Tekstslide

Wel of geen naamwoordelijk gezegde?

Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen
Microfoon aan: noem de koppelwerkwoorden!

Slide 11 - Tekstslide

Wat houdt het werkwoordelijk gezegde in?
A
persoonsvorm
B
persoonsvorm + onderwerp
C
persoonsvorm + voltooid deelwoord
D
alle werkwoorden uit de zin

Slide 12 - Quizvraag

Wat houdt het naamwoordelijk gezegde in?
A
koppelwerkwoord + naamwoordelijk deel + werkwoordelijk deel
B
koppelwerkwoord + naamwoordelijk deel
C
koppelwerkwoord + werkwoordelijk gezegde
D
alle werkwoorden in de zin

Slide 13 - Quizvraag

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Welk van de onderstaande woorden is geen koppelwerkwoord?
A
zijn
B
blijken
C
kijken
D
schijnen

Slide 15 - Quizvraag

Een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een lijdend voorwerp.
Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Mijn vriend wordt leraar op een basisschool.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quizvraag

Hij gaat naar huis.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 18 - Quizvraag

De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quizvraag

Mijn zus is vervelend.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 20 - Quizvraag

Welk gezegde?
Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het gezegde?
Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
WG= was geworden
B
NG= was gisteren ziek geworden
C
NG= was ineens ziek geworden
D
NG= was ziek geworden

Slide 22 - Quizvraag

Het jongetje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 23 - Quizvraag

Het gebouw wordt afgebroken.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 24 - Quizvraag


De man is gisteren aangekomen op het station van Terborg

A
WG= is aangekomen
B
NG= is gisteren aangekomen

Slide 25 - Quizvraag

En nu in een hele zin

Slide 26 - Tekstslide

Misschien zal de tanker tijdens de storm op de kust stranden.

pv =

ow =

wg/ng =

lv =

mv =

bwb =



Slide 27 - Tekstslide

Misschien | zal | de tanker | tijdens de storm | op de kust | stranden.

pv = zal

ow = de tanker

wg/ng = zal stranden

lv = x

mv = x

bwb = misschien, tijdens de storm, op de kust



Slide 28 - Tekstslide

Onze docent Nederlands is een Pietje Precies.

pv =

ow =

wg/ng =

lv =

mv =

bwb =



Slide 29 - Tekstslide

Onze docent Nederlands | is | een Pietje Precies.

pv = is

ow = onze docent Nederlands

wg/ng = is [een Pietje Precies]

lv = x

mv = x

bwb = x



Slide 30 - Tekstslide

Meer oefenen:
https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/zinsdelen/gezegde/

Slide 31 - Tekstslide

Komende lessen
- Oefeningen zinsdelen maken en nakijken (volgende week af)
- Extra oefenen zinsdelen (oefenboek, internet)
- 13 mei toets zinsdelen (H1 t/m H3)
- Starten H5 + H6 lezen (toets in juni)
- Leesboek kiezen (zie Magistermail 14 april) -> vraag bij mij na of het boek goed is! 8 juni uit

Slide 32 - Tekstslide