De meeste dieren houden niet van lawaai, menselijke activiteiten en verstoring.
Voor ongeveer 10 procent van de plant- en diersoorten vormt de stad echter juist een toevluchtsoord. Deze soorten vinden eten, onderdak en nestgelegenheid aan de stadsranden en in de stad. Bijvoorbeeld rond sportvelden, volkstuintjes en op bedrijfsterreinen waar weinig mensen komen, en in parken, plantsoenen, hofjes, begraafplaatsen en stadswallen.
“Het grappige is dat de stad, in de ogen van dieren, een rotsachtige omgeving is. Daardoor kunnen gierzwaluwen er goed nestelen. Maar er zijn ook bijzondere mossen en varens die je op oude stadsmuren of tussen klinkertjes kunt vinden”.
En wat te denken van de vleermuizen, die overwinteren in de beschutting van zolders en oude kerken?