18.3 Enzymwerking

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 18.3 Enzymwerking
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 18.3 Enzymwerking

Slide 1 - Tekstslide

Doel 18.3
18.3 Enzymwerking
- Je kent de werking van enzymen; pH- en temperatuurgevoelig.
- Je kunt uitleggen op welke manier cellen de activiteit van enzymen regelen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie (knippen of plakken) versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden van enzymen
Verteringsenzymen:
Knippen grote moleculen in kleine


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden van enzymen
DNA-polymerase
Plakt nieuwe nucleotide aan een DNA streng
RNA-polymerase
Plakt nieuwe nucleotide aan een RNA streng

Slide 6 - Tekstslide

Knippen of plakken
Hydrolyse: splitsing van twee moleculen met behulp van water (komt energie bij vrij)
Condensatie: binden van twee moleculen tot een groter molecuul waarbij water vrijkomt (kost energie)

Bij vertering is altijd sprake van hydrolyse (want grote stoffen worden kleiner). Dit kost dus water en er komt energie vrij.



Slide 7 - Tekstslide

Knippen of plakken

Slide 8 - Tekstslide

Substraat en product
De stof die door het enzym wordt omgezet heet het substraat
De stof die ontstaat door het enzym heet het product
substra(a)t/en -> mbv enzym -> product(en)

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie (knippen of plakken) versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Let op: Enzym wordt hierbij niet verbruikt!
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie (knippen of plakken) versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Let op: Enzym wordt hierbij niet verbruikt!
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 12 - Tekstslide

Cofactor/ Co-enzym
Enzym = eiwit plus niet eiwit-deel (=cofactor).

Niet eiwitdeel = organisch (bijvoorbeeld een vitamine) -> co-enzym

Slide 13 - Tekstslide

Eiwitstructuur
De werking van enzymen hangs nauw samen met de structuur/ vorm ervan.

Slide 14 - Tekstslide

Enzymstructuur - twee kanten
- Receptor voor het substraat:
Actieve centrum/ actieve zijde

- Receptor voor activator/ inhibitor (remstof):
Allosterische zijde (niet altijd aanwezig)

Slide 15 - Tekstslide

Enzymregeling
Competitieve remming/ inhibitie: een inhibitor bezet de bindingsplek van het substraat op het enzym.
De inhibotor lijkt qua structuur sterk op het substraat.

Slide 16 - Tekstslide

Inhibitie

Slide 17 - Tekstslide

Enzymregeling
Allosterische activatie: als een activator gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat binden

Slide 18 - Tekstslide

Enzymregeling
Allosterische remming: als een inhibitor gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat niet binden

Slide 19 - Tekstslide

Enzymregeling
Productremming: als het product van een enzym ook de inhibitor is.
Product voldoende aanwezig: enzym inactief
Product niet aanwezig: enzym actief - product ontstaat weer

Slide 20 - Tekstslide

Reactiesnelheid enzym
Afhankelijk van de hoeveelheid enzym, de temperatuur en de hoeveelheid substraat.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.

Slide 23 - Tekstslide

Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 7
Adri en Eduard voegen bij een experiment met enzymen in twee buizen een even grote hoeveelheid substraat toe. Aan buis 1 voegen ze een hoeveelheid enzym toe met zoveel remstof (die de ruimtelijke structuur van de enzymmoleculen verandert) dat alle enzymmoleculen onwerkzaam zijn. Aan buis 2 voegen ze evenveel enzym en evenveel remstof (met eenzelfde ruimtelijke structuur als het substraat) toe. Ze bepalen de mate van omzetting van het substraat.
Hierna voegen ze aan beide buizen een grote overmaat aan substraat toe.

Welk verschil tussen beide buizen kunnen Adri en Eduard verwachten bij het toevoegen van een overmaat aan substraat? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Tekstslide

Geef hier zo uitgebreid mogelijk antwoord op de vraag bij opdracht 7

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Wat is je antwoord op de vraag bij bron 12?
A
I
B
II
C
III
D
IV

Slide 28 - Quizvraag

Vraag 3

Slide 29 - Tekstslide

Wat is je antwoord op vraag 3?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quizvraag

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 31 - Quizvraag

E= enzym en
V= voedingsstof
Wat is fout bij dit schema van de enzymwerking?
A
Het enzym past precies op de voedingsstof
B
Het enzym breekt in twee
C
De voedingsstof breekt in twee
D
Er is slechts één voedingsstof aanwezig

Slide 32 - Quizvraag

Als een enzym gedenatureerd is, betekent dat dat het enzym ...
A
opgebruikt is
B
uit elkaar is gevallen
C
dood is
D
van vorm is veranderd

Slide 33 - Quizvraag

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.

Slide 34 - Quizvraag

Filmpje Alzheimer
Bekijk het volgende filmpje over Alzheimer (7 min)

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Welke eiwitten vormen de plaques bij Alzheimer patienten?
A
APP
B
ABP
C
Tau
D
Vervormt Tau

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de functie van Tau eiwitten in een gezond individu?
A
in stand houden micro-tubuli
B
Aanmaak en reparatie synapsen
C
transport van stoffen over de micro-tubuli
D
knippen APP

Slide 38 - Quizvraag

Welke structuur is aanwezig in de hersencellen van Alzheimerpatienten en kenmerkend voor deze ziekte?
A
Plaques
B
Tangles
C
ABP
D
Tau

Slide 39 - Quizvraag

Wil je extra uitleg over enzymen?
Bekijk het filmpje op de volgende dia (15 min)

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Super leuk filmpje motoreiwitten!
Dit moet je zien! Het filmpje over motoreiwitten! 

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video