6V 18.3 Enzymen, Bohr effect en oefenen H13

Deze les:
- 18.3 Enzymwerking
- Bohr effect + oefenen (H9)
- Examenvragen H13 Zenuwstelsel
- Voorbereiden SE

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Deze les:
- 18.3 Enzymwerking
- Bohr effect + oefenen (H9)
- Examenvragen H13 Zenuwstelsel
- Voorbereiden SE

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
18.3 Enzymwerking

Slide 2 - Tekstslide

Doel 18.3
Je leert hoe enzymen werken 
Je leert op welke manier cellen de activiteit van enzymen regelen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie (knippen of plakken) versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden van enzymen
Verteringsenzymen:
Knippen grote moleculen in kleine


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden van enzymen
DNA-polymerase
Plakt nieuwe nucleotide aan een DNA streng
RNA-polymerase
Plakt nieuwe nucleotide aan een RNA streng

Slide 7 - Tekstslide

Knippen of plakken
Hydrolyse: splitsing van twee moleculen met behulp van water (komt energie bij vrij)
Condensatie: binden van twee moleculen tot een groter molecuul waarbij water vrijkomt (kost energie)

Bij vertering is altijd sprake van hydrolyse (want grote stoffen worden kleiner). Dit kost dus water en er komt energie vrij.



Slide 8 - Tekstslide

Knippen of plakken

Slide 9 - Tekstslide

Substraat en product
De stof die door het enzym wordt omgezet heet het substraat
De stof die ontstaat door het enzym heet het product
substra(a)t/en -> mbv enzym -> product(en)

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie (knippen of plakken) versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie (knippen of plakken) versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 13 - Tekstslide

Cofactor/ Co-enzym
Enzym = eiwit plus niet eiwit-deel (=cofactor).

Niet eiwitdeel = organisch (bijvoorbeeld een vitamine) -> co-enzym

Slide 14 - Tekstslide

Het niet-eiwitdeel van een enzym heet het co-enzym
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Mg2+ kan een cofactor van een enzym zijn
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Cofactoren zijn nodig voor de binding van het substraatmolecuul aan het enzymmolecuul
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Eiwitstructuur
De werking van enzymen hangs nauw samen met de structuur/ vorm ervan.

Slide 18 - Tekstslide

Enzymstructuur - twee kanten
- Receptor voor het substraat:
Actieve centrum/ actieve zijde

- Receptor voor activator/ inhibitor (remstof):
Allosterische zijde (niet altijd aanwezig)

Slide 19 - Tekstslide

Enzymregeling
Competitieve remming/ inhibitie: een inhibitor bezet de bindingsplek van het substraat op het enzym.

De inhibitor lijkt qua structuur sterk op het substraat.

Slide 20 - Tekstslide

Inhibitie: competitieve remming

Slide 21 - Tekstslide

Enzymregeling
Allosterische activatie: als een activator gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat binden

Slide 22 - Tekstslide

Enzymregeling
Allosterische remming: als een inhibitor gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat niet binden

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Enzymregeling
Productremming: als het product van een enzym ook de inhibitor is.
Product voldoende aanwezig: enzym inactief
Product niet aanwezig: enzym actief - product ontstaat weer

Slide 25 - Tekstslide

Een molecuul bindt aan een bepaalde plaats aan een enzym. Deze plaats is niet het actieve centrum van het enzym. Door de binding raakt het enzym onwerkzaam. Dit heet:
A
Allosterische activatie
B
Allosterische remming
C
Competitieve remming
D
Productremming

Slide 26 - Quizvraag

Welke bewering over het "induced-fit" model is juist?
A
Het proces waarbij de vorm van het actieve centrum zodanig verandert dat het substraat erop past
B
Het proces waarbij de vorm van het substraat van vorm verandert zodat het op het actieve centrum past

Slide 27 - Quizvraag

Reactiesnelheid enzym
Afhankelijk van de hoeveelheid enzym, de temperatuur en de hoeveelheid substraat.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.

Slide 30 - Tekstslide

Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 4

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 4
1 en 3 hebben tot gevolg dat de remming van E1 wegvalt en de productie van P3 toeneemt.

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 7
Adri en Eduard voegen bij een experiment met enzymen in twee buizen een even grote hoeveelheid substraat toe. 

Aan buis 1 voegen ze een hoeveelheid enzym toe met zoveel remstof (die de ruimtelijke structuur van de enzymmoleculen verandert) dat alle enzymmoleculen onwerkzaam zijn. 
Aan buis 2 voegen ze evenveel enzym en evenveel remstof (met eenzelfde ruimtelijke structuur als het substraat) toe. 

Ze bepalen de mate van omzetting van het substraat. Hierna voegen ze aan beide buizen een grote overmaat aan substraat toe. Wat kunnen Adri en Eduard verwachten?

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 7
Adri en Eduard voegen bij een experiment met enzymen in twee buizen een even grote hoeveelheid substraat toe. 

Aan buis 1 voegen ze een hoeveelheid enzym toe met zoveel remstof (die de ruimtelijke structuur van de enzymmoleculen verandert) dat alle enzymmoleculen onwerkzaam zijn. 
Aan buis 2 voegen ze evenveel enzym en evenveel remstof (met eenzelfde ruimtelijke structuur als het substraat) toe. 

Ze bepalen de mate van omzetting van het substraat. Hierna voegen ze aan beide buizen een grote overmaat aan substraat toe. Wat kunnen Adri en Eduard verwachten? 

Buis 1: geen afname substraat
Buis 2: wel afname  substraat

Slide 35 - Tekstslide

Doel 18.3
Je hebt geleerd hoe enzymen werken 
Je hebt geleerd op welke manier cellen de activiteit van enzymen regelen

Slide 36 - Tekstslide

Begrippen 18.3
enzymen, activeringsenergie, optimumtemperatuur, substraatmolecuul, cofactor, co-enzym, competitieve remming, allosterische zijde, allosterische remming, allosterische activatie, productremming

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Oefenen Bohr-effect
Maak opdr. 1 t/m 3

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

SE voorbereiding
- Oefenen examenvragen H13 Zenuwstelsel

Leerdoelen en begrippen per hsft + Oefenen online slagen/examenbundel:
H10 Voeding en vertering
H11 Bloedsomloop
H12 Gaswisseling
H13 Lever, nieren, uitscheiding
H16 Zenuwstelsel en spieren
H17 Hormonale regeling
H18 Huid en immuniteit

Slide 45 - Tekstslide