Les framing derde / vierde klas

Framing
De sturende kracht van taal
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Framing
De sturende kracht van taal

Slide 1 - Tekstslide

Stel: 600 mensen zijn ernstig ziek en jij moet een plan kiezen om uit te voeren. Welke plan kies je?

Slide 2 - Poll

Aan het eind van deze les:
  • Kun je uitleggen wat 'framing' betekent 
  • Kun je de denotatie en connotatie van een woord benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 4 - Tekstslide

Framing =
Een manier van verwoording die het denken van de ander beïnvloedt en zo een bepaalde richting opstuurt

Slide 5 - Tekstslide

Positief en negatief
Framing kent twee varianten:
  • Positieve framing: je wordt gestuurd om iets positiefs te denken
  • Negatieve framing: je wordt gestuurd om iets negatiefs te denken

Slide 6 - Tekstslide

Positief of negatief?

Slide 7 - Tekstslide

En hier?

Slide 8 - Tekstslide

Connotatie en denotatie
Woorden bestaan uit twee verschillende betekenissen:
Denotatie: de letterlijke betekenis van een woord
Connotatie: de bijbetekenis -> de associatie die gepaard gaat met het woord
Bijvoorbeeld: konijnenvoer 
Letterlijk -> sla
Bijbetekenis -> geen 'echte mensen'-eten

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Waarom belangrijk?
Framing wordt veel gebruikt door verkopers, bedrijven en politici, maar het komt soms ook voor in nieuwsartikelen!

Hiermee wordt de manier hoe je naar de werkelijkheid kijkt beïnvloed (vaak zonder dat je je hier bewust van bent!) 

Slide 11 - Tekstslide

Interessante voorbeelden bij de NS


  • 'Vertraging' in de trein wordt tegenwoordig 'extra reistijd' genoemd
  • De trein heeft geen '5 minuten vertraging' meer, maar 'vertrekt over 5 minuten'
  • Een 'stoptrein' wordt tegenwoordig een 'sprinter' genoemd


Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn de connotatie en denotatie van 'stoptrein' en van 'sprinter'?

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag (25 min)
  • Maak de opdrachten op het werkblad
  • Je mag zachtjes met je buur overleggen
  • Ik loop langs als er vragen zijn


  • Klaar?: Lees verder in je boek 

Slide 14 - Tekstslide

Denk weer terug aan de 600 ernstige zieke mensen aan het begin van de les. Welke plan kies je nu?

Slide 15 - Poll

Het framingseffect

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoel gehaald?
Aan het eind van de les:

  • Kun je uitleggen wat 'framing' betekent
  • Kun je de denotatie en connotatie van een woord benoemen

Slide 17 - Tekstslide