1 blad – bladen (bijv. tijdschriften, vellen papier) / bladeren of blaren (van een bloem, plant, boom of struik)
2 datum – data / datums
3 fantasie – fantasieën
4 handvat – handvatten / handvaten
5 medium – media / mediums
6 motor – motoren / motors
Slide 4 - Tekstslide
Nakijken
7 luiwammes – luiwammesen
8 museum – musea / museums
9 pad – paden (smalle wegen) / padden (soort kikkers)
10 portier – portiers (bewakers van de ingang van een gebouw, die bezoekers in- en uitlaten) / portieren (deuren van een auto)
11 smid – smeden
12 stad – steden
Slide 5 - Tekstslide
Nakijken
Opdracht 5
De dennen stonden in de rondte als een indiaanse tent. We vlijden ons neer op de zachte naalden en keken naar de Grote Beer. ‘Ik word later poëet’, meldde ik met een weids gebaar. ‘Ik ga verzen maken.’
Slide 6 - Tekstslide
Uitleg
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank, fiets - fietste, reizen - reisde
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd wel van klank, zingen - zongen, kijken - keken
Slide 7 - Tekstslide
Uitleg
We gaan het nu hebben over zwakke werkwoorden
Je schrijft deze zo:
Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te, leven - leefde, werken - werkte
Meervoud: ik-vorm tt + den of ten, leven - leefden, werken - werkten
Slide 8 - Tekstslide
Uitleg
Wanneer -te(n) of -de(n) ?
Je kijkt naar de laatste letter van de stam van het werkwoord.
Is dit een medeklinker uit 't ex-fokschaap?
Dan schrijf je -te(n). Anders schrijf je -de(n).
Slide 9 - Tekstslide
Uitleg
Dus:
Scheppen (=infinitief)
(stam=) schep -> pwel in 'tsexy fokschaap -> schepte
Vullen (=infinitief)
(stam=) vul -> lniet in 'tsexy fokschaap-> vulde
Slide 10 - Tekstslide
Aan de slag!
Wat? Je maakt de opdracht 1 tot en met 5 op p. 68-69 Je maakt de opdrachten in je schrift.
Hoe? Je mag zachtjes overleggen. Te luid? Dan werken we in stilte.
Hulp? Vraag je buurman of buurvrouw. Lukt het niet, steek je hand op, dan kom ik bij je.
Tijd? 10 minuten.
Wat heb je geleerd? Je leert de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen.
Klaar? Maak opdracht 6.
timer
10:00
Slide 11 - Tekstslide
Huiswerk
Opdracht 1 tot en met 5 op p. 68-69 is huiswerk voor morgen.
Neem je leesboek mee naar de les.
Slide 12 - Tekstslide
Wat heb ik geleerd?
Ik kan nu de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen
Let op: op p. 276 van je lesboek staat een handig schema over werkwoordspelling.