Les 20 24 januari 2025

Les 20 24 januari 2025
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary Education

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 20 24 januari 2025

Slide 1 - Tekstslide

L18 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het oefenen?

2. Cursus 7 Spelling: herhalen par 1 t/m 4 
3. Nieuw: Cursus 6 Formuleren §1 Zinnen begrenzen 
4. Online toets om 13.40.  

5. lesafsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Even oefenen!
Tijdens de pubquiz ... (beantwoorden) je alle vragen.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort

Slide 3 - Quizvraag

Evaluatie: pvtt spellen

Slide 4 - Tekstslide

De pvtt (herhaling)
  • pv = persoonsvorm = de vervoegde vorm van het werkwoord: hoort bij het onderwerp
  • tt = tegenwoordige tijd = nu

Voorbeeld: ik loop, jij loopt, hij loopt, wij lopen, jullie lopen, zij lopen. 

Slide 5 - Tekstslide

De pvtt goed spellen
Eerst de ik-vorm maken



Dan de vervoeging


laat -en weg
gooien - gooi
Let op! Soms ietsje veranderen:
laden - laad, boffen - bof
beloven - beloof, reizen - reis

Slide 6 - Tekstslide

En nu: pv verleden tijd

Slide 7 - Tekstslide

Welke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd (loop - liep)?
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden

Slide 8 - Quizvraag

Verleden tijd
2 manieren:
- klankverandering bij klankveranderende werkwoorden 
(sterke werkwoorden) loop - liep 
- ik-vorm + de(n) of te(n) bij klankvaste werkwoorden
(zwakke werkwoorden) werk - werkte
Hulpmiddel: 't ex-kofschip/'t ex-fokschaap

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit: hoe gebruik je
't ex-kofschip/'t ex-fokschaap?

Slide 10 - Open vraag

Pv verleden tijd: zwakke werkwoorden
Meestal kun je wel horen of je in de verleden tijd de(n) of te(n) moet gebruiken. Lukt dat niet..? 

Gebruik dan: ' T EX-KOFSCHIP
Regel:
Kijk naar de laatste letter van de stam (werkwoord min -en).
Als dat een x, t, k, f, s, ch of p is, schrijf je -te(n). Zo niet, -de(n) 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Voorbeelden pvvt
Werken - stam: werk - ik werk, ik werkte
Soms krijg je dubbel -d of dubbel -t
Beantwoorden - stam: beantwoord - ik beantwoord, ik beantwoordde
Berichten - stam: bericht - ik bericht, ik berichtte

Soms is de ik-vorm anders dan de stam
Blaffen - stam: blaff - ik blaf, ik blafte
Veinzen - stam: veinz - ik veins, ik veinsde

Slide 13 - Tekstslide

Even oefenen.
Alle leerlingen ... (lachen) hard.
A
lachden
B
lachdden
C
lachten
D
lachtten

Slide 14 - Quizvraag

Ik ... (verwachten) nog een brief.
A
verwachte
B
verwachtte

Slide 15 - Quizvraag

Zij ... (surfen) over de golven.
A
surfden
B
surfdden
C
surften
D
surftten

Slide 16 - Quizvraag

... (erven) jij veel geld van je oudtante?
A
Erfde
B
Erfte
C
Ervde
D
Ervte

Slide 17 - Quizvraag

Huiswerk werkwoordspelling
Nieuw Nederlands hoofdstuk 7 Spelling

§ 8 Pvvt

  • Denk nog even aan het filmpje dat we in de les hebben gezien en maak: 
  • Opdracht 2, 4, 5

Slide 18 - Tekstslide

Evaluatie en vooruitblik

Slide 19 - Tekstslide

De hoofdpersoon is het belangrijkste personage in het verhaal.

In het verhaal zijn ook personages met kleine rollen, die noem je bijfiguren.

Als jij je goed in het personage kan verplaatsen, dan kun jij je inleven in dat personage.
Meeleven wil zeggen dat je wilt dat het goed gaat met een personage


Herhaling: Cursus fictie paragraaf: Personages

Slide 20 - Tekstslide

Opdrachten
Cursus 3 Fictie §2 Personages : maak opdracht 3 (in je schrift).


Tijd over? Ga dan of wat lezen in je leesboek, of begin alvast aan je huiswerk:  hoofdstuk 7 Spelling § 8 Pvvt: Opdracht 2, 4, 5

Slide 21 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met...
Meervouden.... 

Op welke manieren maken we vaak een meervoudsvorm? 
Let op woorden die eindigen op ie of ee.  Waarom?
Let op woorden die eindigen op a, i, o, u, y.  Waarom? 

Slide 22 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met...
Verkleinwoorden.... 
Op welke manieren schrijven we vaak een verkleinwoord? 
Let op woorden die eindigen op -a, -o, é of -u.   Waarom?
Let op woorden die eindigen op -ng.   Waarom? 
Let op woorden die eindigen op y.   Waarom?
Let op woorden die eindigen op i.    Waarom? 

Slide 23 - Tekstslide

Meervoud
Regel:
let op: 
voeg en toe
vriend - vrienden
voeg en toe
Als een woord meerdere lettergrepen heeft, verdubbel je de medeklinker na een korte klank: 
pet - petten 
kat - katten
voeg en toe en laat een a, e, o, of u weg: 
Een lange klinker in een open lettergreep schrijf je vaak met één letter. 
aap - apen, 
uur - uren 
maan - manen
voeg s toe
appel - appels
voeg -eren toe
kind - kinderen

Slide 24 - Tekstslide

Meervoud
Je...
regel
Woorden op ee of ie met klemtoon op laatste lettergreep
zet ën achter de ev vorm. 
knie - knieën
woorden met ee of ie met klemtoon op eerdere lettergrepen
zet een n achter de ev vorm en een trema op de e! 
porie - poriën
Woorden die eindigen op f of s
soms de laatste letter in het meervoud veranderen in -v of z
brief - brieven
grens - grenzen
Woorden de eindigen op:
o u i a y
schrijf een apostrof + s (maar niet altijd, let op de uitspraak). 
LET OP: In het Engels wordt er voor meervouden nooit een apostrof gebruikt. 
baby - baby's
radio - radio' s            
(niet: spray - sprays)

ja

Slide 25 - Tekstslide

Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal      =       -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 26 - Tekstslide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met -m : boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o, é of -u                 opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
  6. Woorden op i: kiwi
  7. korte klanken -> soms lang
Regel met voorbeeld
  • -pje  : boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje,coupeetje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje
  •  i verandert in ie: Kiwietje
  • blad - blaadje

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeelden
1. Piet en Jan doen veel leuke dingen. Ze hebben het gezellig samen.
2. Piet en Jan doen veel leuke dingen, want ze hebben het gezellig samen.
3. Piet en Jan doen veel leuke dingen, omdat ze het gezellig samen hebben.
4. Omdat ze dezelfde dingen leuk vinden, hebben zij het gezellig samen.

Slide 28 - Tekstslide

Verbindingswoorden
Voor de volgende verbindingswoorden zet je in het algemeen een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Je zet geen komma voor en en of .

Slide 29 - Tekstslide

Een komma zet je ...
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Na een verbindingswoord
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 30 - Quizvraag

Cursus Fictie 
paragraaf 4: over gedichten
Lees het gedicht op pagina 82 en tekst 2 op pagina 83. 
We maken opdracht 1 en 2 klassikaal. 

Slide 31 - Tekstslide

zou ik ze pakken,
de witvis in 't wier bijeen
dan schoten ze weg



Matsuo Basho (1666) 

Slide 32 - Tekstslide

snel repeteert hij
de opstelling van Ajax
want zijn kleinzoon komt

(kees van kooten, 2020)

Slide 33 - Tekstslide

pluisjes en veertjes
komen in een haiku vaak
veelzeggend terecht

(kees van kooten, 2020)

Slide 34 - Tekstslide

Terminologie
haiku
strofe
eindrijm
versregel
voordragen

Slide 35 - Tekstslide

Lesafsluiting
Volgende week weer een online les, tot dan! 

Het huiswerk voor deze week is
 ▪ Lees in je leesboek  

 ▪ Cursus 7 spelling §8 Denk nog even aan het filmpje dat we in de les hebben gezien en maak:  Opdracht 2, 4, 5
 ▪ Cursus 3 Fictie §4 over gedichten  
Maak opdracht 6 



Tot volgende week op st Conleth's


  
  

Slide 36 - Tekstslide