Herhaling Jong&Oud H3

Herhaling: Jong & Oud H3
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling: Jong & Oud H3

Slide 1 - Tekstslide

Tim werkt als vrachtwagenchauffeur. Over het salaris dat hij verdient betaalt hij ...
A
Accijnzen
B
BTW
C
Inkomstenbelasting
D
wegenbelasting

Slide 2 - Quizvraag

Een ww uitkering wordt betaalt uit de
A
btw
B
accijns
C
sociale premies
D
inkomstenbelasting

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

De inkomstenbelasting met schijventarief kent dus een
A
progressief tarief
B
proportioneel tarief
C
degressief tarief
D
geen antwoord goed

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

De aftrekposten haal je van het bruto-inkomen af
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Juist of onjuist?

Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
hypotheekaflossing
B
hypotheekrente

Slide 10 - Quizvraag

Vul in: je wilt dat je aftrekposten zo ............. mogelijk zijn.
A
Hoog
B
Laag

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

dit is GEEN goed voorbeeld van een heffingskorting
A
arbeidskorting
B
ouderenkorting
C
algemene heffingskorting
D
jongerenkorting

Slide 13 - Quizvraag

Door een heffingskorting betaal je minder belasting.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Zorgen de heffingskortingen voor een grotere of kleinere gemiddelde belastingdruk?

A
Hoger
B
Gelijk
C
Lager

Slide 16 - Quizvraag

Laatste check

Slide 17 - Tekstslide

Wat gebeurt er als de ingehouden loonheffing hoger is dan de te betalen inkomstenbelasting?
A
Je krijgt dan een naheffing
B
Je krijgt dan een voorheffing
C
Je krijgt dan automatisch geld terug van de Belastingdienst
D
Er gebeurt dan helemaal niets totdat je zelf actie onderneemt.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Bij het progressieve tarief van de inkomstenbelasting worden de verschillen in verhouding ...
A
kleiner
B
groter

Slide 20 - Quizvraag