Bron D + E

El ejercicio 7 y 9
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

El ejercicio 7 y 9

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling & ser (=zijn)
Ik ben? Jij bent? Hij is? Wij zijn? Jullie zijn? Zij zijn (mv)?
Ik ben Nederlander, etc.


timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm 
van het werkwoord ser in.

  1. (wij zijn) __________holandeses.
  2. (ik ben) __________ de España.
  3. (ben jij) ¿__________ francés?
  4. (jullie zijn) __________ amigos.
  5. (u bent) __________ un presentador.
  6. (zij zijn) __________españolas. 
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil tussen ser, estar en hay
(=zijn)

SER = wie/hoe iemand is, waar iemand vandaan komt 
ESTAR = waar iets/iemand is
HAY = er is, er zijn
timer
3:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak opdracht 12, 13c, 14 en 15b 
op bladzijde 39-41 in je werkboek.
timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WRTS oefenen

Slide 9 - Tekstslide

https://leren.wrts.nl/lists/169842842/woordjes-voor-so-h2-(boek-1) 
Opdracht 7,9 en 10B
op bladzijde 39-41

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen & oefenen
Ben je eerder klaar? 
-> in stilte woordjes van 2.1 + 2.2 leren

TIP! Om wie gaat het?


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen 
'soy' en 'estoy'?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Español & persoonlijk voornaamwoorden

Is het...ik, jij, hij, zij, u, het, wij, jullie, zij in het meervoud, u in het meervoud? 
  1. Belén =
  2.  Pablo y yo =
  3. Mi padre =
  4. Mario y tú =
  5. Nicolás y él =
  6.  Mariana y Paula =
  7. Mis padres = 
 
timer
3:30

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van het werkwoord estar in.

  1. (ik ben) __________ en Barcelona.
  2. (hij is) __________ en el supermercado.
  3. (zij zijn)  __________ en el centro de Madrid.
  4. (het is) __________ al lado de la panadería.
  5. (wij zijn) __________ en la biblioteca.
  6. (jij bent) __________ en Groningen.
  7. (jullie zijn) __________ en el centro comercial. 
  8. (u bent) __________ en Valencia.
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van het werkwoord estar in.

  1. Nicolás __________ en Barcelona.
  2. Nosotros __________ en el supermercado.
  3. Yo __________ en el centro de Madrid.
  4. El cine __________ al lado de la panadería.
  5. Vosotras __________ en la biblioteca.
  6. Mis padres __________ en Groningen.
  7. Pablo y yo __________ en el centro comercial. 
  8. Isabel y Juan __________ en Valencia.
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal de volgende zinnen naar het Spaans

  1. Ik ben in de supermarkt. 
  2.  De kledingwinkel is aan de rechterkant. 
  3. Zij zijn in Nederland.
  4. Waar ben je? Wij zijn naast de bioscoop.
  5. Is er een bank in deze dorp/stad?
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak opdracht 16, 17 en 18
op bladzijde 42-43 in je werkboek.
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

https://quizlet.com/_btiig6?x=1qqt&i=4i8w3w
Respuestas ejercicio 18
Dichtbij de school = cerca del (de+el) instituto 
De bioscoop =  El cine
Tegenover = Enfrente de 
Er zijn twee winkelcentra in de stad = Hay dos centros comerciales en la ciudad.
Houd je van winkelen? = ¿Te gusta ir de compras?
Gaan we samen naar het winkelcentrum = Vamos juntos al centro comercial. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Raadspel
Está a la izquierda/ derecha de ...

Está lejos/ cerca de ...

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Vertaal eerst de volgende zinnen naar het Spaans
en maak daarna opdracht 17 en 18 op bladzijde 42-43 in je werkboek.
  1. Er zijn twee middelbare scholen in dit dorp. 
  2. Het winkelcentrum is voor de bushalte.
  3. Jij bent in het ziekenhuis.
  4. Er is een bioscoop dichtbij het restaurant. 
  5. Waar is het station? Het is daar. 
  6. De bank is naast de apotheek.
  7. Ik zoek het centrum.
  8. Zij zijn in de kledingwinkel Desigual.
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vocabulario 'En la ciudad'

Vertaal de volgende woorden:

  1. Hay un(a)
  2. Está a la derecha
  3. Está lejos de(l)
  4. Es todo recto 
  5. Está al lado de(l)
6. Está a la izquierda
7. Dónde
8. Está enfrente de(l) 
9. Está cerca de(l)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je de werkwoorden leren?

* Kaartjes maken met vertaling erachter
* Werkwoorden overhoren op WRTS of Quizlet
* Het hele rijtje uit je hoofd leren

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies