In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Herhaling Media
Herhaling hoofdstuk 5
Slide 1 - Tekstslide
Programma van deze les:
1. Korte herhaling lesstof 5.1 t/m 5.6
2. Herhalingsvragen klassikaal
3. Zelfstandig werken: samenvatting lesstof
Slide 2 - Tekstslide
HOOFDSTUK 1
Slide 3 - Tekstslide
Communicatie is het doorgeven van informatie.
Hoe dat verloopt? Dat vind je terug in het communicatieschema.
Zender
Ontvanger
Medium
Slide 4 - Tekstslide
Bij persoonlijke media hebben meestal twee personen, of een klein groepje contact met elkaar. Maar bij een website of tv-uitzending kijken duizenden mensen mee.
Wanneer de informatie door veel mensen gezien, gehoord of gelezen wordt, spreken we van massamedia.
Slide 5 - Tekstslide
HOOFDSTUK 2
Slide 6 - Tekstslide
Televisie- en radioprogramma's kunnen opgedeeld worden in twee groepen;
Commerciële zenders (SBS, RTL, NET5): zij verdienen geld met reclame.
Publieke omroepen (NPO): zij krijgen geld vanuit de overheid.
Slide 7 - Tekstslide
We gebruiken de media voor vier dingen;
Nieuws en informatie: je komt te weten wat er in de wereld gebeurt.
Ontspanning; na een drukke dag zet je je favoriete serie aan.
Contacten: via appjes of snapchat weet je wat je vrienden doen.
Identiteit: op internet beslis je zelf wat je anderen verteld of laat zien.
Slide 8 - Tekstslide
HOOFDSTUK 3
Slide 9 - Tekstslide
Journalisten moeten kiezen wat belangrijk genoeg is voor hun medium.
Daarvoor stellen ze vier vragen:
Is het bericht actueel? Is het pas gebeurd?
Is het bijzonder genoeg?
Vinden de lezers het wel interessant?
Gaat het nieuws over bekende personen?
Slide 10 - Tekstslide
Journalisten checken voordat ze iets plaatsen altijd het bericht.
Ze zoeken uit wie de bron is, zoeken ze contact met de personen of instanties die in het bericht worden vermeld, en checken ze of er voornamelijk feiten in staan.
Toch is er soms sprake van nepnieuws: verzonnen informatie die
verspreid wordt om mensen te beïnvloeden.
Slide 11 - Tekstslide
HOOFDSTUK 4
Slide 12 - Tekstslide
In
Nederland is er persvrijheid: de vrijheid van journalisten om berichten te kunnen maken, zonder daar eerst toestemming voor te vragen.
Hierdoor krijg je veel verschillende soorten berichten en meningen te horen, de media beïnvloed namelijk hoe jij denkt. Dit noemen we beeldvorming: je vormt steeds een beeld van iets of iemand.
Je neemt natuurlijk niet alles over, je hebt hier zelf ook nog een keuze in. Dit noemen we selectieve waarneming: je kiest zelf wat je wilt zien of horen.
Slide 13 - Tekstslide
HOOFDSTUK 5
Slide 14 - Tekstslide
Reclames zijn boodschappen van bedrijven die willen dat jij hun producten koopt.
Hier hebben ze drie trucjes voor:
Gevoelens: winkels spelen vaak vrolijke muziek af.
Ideaalbeelden: beelden van mensen en situaties die er perfect uit zien.
Bekende mensen: zij hebben invloed op jouw koopgedrag!
Slide 15 - Tekstslide
HOOFDSTUK 6
Slide 16 - Tekstslide
Voordelen series/games:
Je komt in aanraking met maatschappelijke problemen, van gamen leer je bijvoorbeeld de engelse taal of om te gaan met verlies / betere concentratie.
Nadelen series /games:
Je kan een verkeerd beeld van de werkelijkheid krijgen, je kan vooroordelen ontwikkelen, je kan slaapproblemen of achterstanden op school oplopen.
Slide 17 - Tekstslide
Bij communicatie:
A
ben je zelf altijd de zender
B
wordt informatie doorgegeven
C
is de zender altijd onbekend
D
moet je altijd iets zeggen
Slide 18 - Quizvraag
“ Bij massamedia is de informatie voor veel mensen bedoeld.”
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Een dagboek is een massamedium
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Bij de tv heb je commerciële zenders en publieke omroepen.
Bij de radio heb je:
A
alleen commerciële zenders
B
ook commerciële zenders en publieke omroepen
C
alleen publieke omroepen
D
geen commerciële zenders en publieke omroepen
Slide 21 - Quizvraag
In Nederland zijn commerciële zenders en publieke omroepen. Een voorbeeld van een commerciële zender is:
A
BNN
B
SBS6
C
AVROTROS
D
NPO3
Slide 22 - Quizvraag
De overheid mag zich niet bemoeien met wat journalisten schrijven. Dit noemen we:
A
censuur
B
mediawijs
C
persvrijheid
Slide 23 - Quizvraag
Selectieve waarneming betekent dat mensen:
A
zelf kiezen wat ze willen zien en horen
B
tegen persvrijheid zijn
C
vinden dat media te veel macht hebben
Slide 24 - Quizvraag
Maak de zin af. Als je mediawijs bent:
A
maak je weinig gebruik van de media
B
hoef je geen informatie meer te checken
C
bekijk je steeds of berichten betrouwbaar zijn
Slide 25 - Quizvraag
“In reclamespots zie je vaak beelden en gevoelens die mensen moeten overtuigen iets te kopen.”
A
Dit is juist
B
Dit is onjuist
Slide 26 - Quizvraag
In de reclame wordt gebruikgemaakt van ideaalbeelden. Geef twee voorbeelden van een ideaalbeeld in een reclame.
Slide 27 - Open vraag
Wat is een positief gevolg van gamen?
A
je leert goed samenwerken
B
je kunt jezelf afleiden als het niet lekker gaat op school
C
je zit tenminste niet de hele tijd series te kijken
Slide 28 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met privacy?
Slide 29 - Open vraag
Series hebben voordelen en nadelen. Noem een voordeel van het kijken naar series. Noem een nadeel van het kijken naar series.