‘Ik vind geen vrede en ik kan niet strijden,
ik hoop en vrees, ik brand en ben van ijs,
ik zweef omhoog en ik lig verstijfd te lijden,
ik bemin de wereld, die ik misprijs.
Ik ben verlost en kan me niet bevrijden,
ik heb een houvast en raak toch van de wijs,
ik voel me levend en gestorven beide:
ach, liefde is zowel hel als paradijs!
Ik zie verblind, ik schreeuw en kan niet praten.
ik haat mezelf en hou van iedereen,
ik roep om hulp en wil het leven laten,
ik huil van vreugde, ik lach terwijl ik ween,
leven en dood, wat kan het mij baten:
en dit, lieveling, komt door jou alleen.’
Uit: Petrarca, Il Canzoniere (1374).