Mijn spullen liggen op tafel (werkboek, pen, gesloten Chromebook)
Mijn jas hangt aan de kapstok.
Mijn pet of capuchon is af.
Slide 2 - Tekstslide
Deze les:
Terugblik vorige les
Nabespreken huiswerk:
H1 opdracht 1t/m 5
Kernzinnen tekst 2t/m 5
Evalueren hoe de les ging
Slide 3 - Tekstslide
Nakijken
Opdrachten hfdst 1: 1t/m 5
Kernzinnen tekst 2t/m 5
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoel:
Ik weet:
Ik ken het verschil tussen hoofd- en bijzaken
Ik kan de hoofdgedachte van een tekst vormen
Ik ken en herken de verschillende tekstdoelen
Slide 5 - Tekstslide
Schrijvers van teksten hebben altijd een doel voor ogen: wat willen ze bereiken?
Verschillende tekstdoelen:
1. Informeren
2. Amuseren
3. Overtuigen
4. Activeren
Slide 6 - Tekstslide
Informeren
Informerende teksten geven geen oordeel over de inhoud. Ze presenteren alleen de feiten zonder poespas.
Voorbeelden: gebruiksaanwijzing, instructie,
studieboek, folder, recept,
nieuwsbericht, geboortekaartje, informatieve tekst in een tijdschrift
Slide 7 - Tekstslide
Amuseren
Amuserende teksten willen de lezer vermaken.
Het hoeft niet serieus of waar te zijn, zolang de lezer het maar leuk vind om te lezen.
Voorbeelden: leesboek, strip, kort verhaal,
mop, column in de krant
Slide 8 - Tekstslide
Overtuigen
Bij overtuigende teksten is de eigen mening van de schrijver aanwezig. Hier wil de schrijver niet de lezer een mening laten vormen, maar hij wil dat de lezer zijn mening overneemt. De schrijver zoekt dus medestanders.
Voorbeelden: ingezonden brief in de krant, sommige columns
Slide 9 - Tekstslide
Activeren
Activerende teksten hebben als doel om de lezer aan te zetten tot actie: hij/zij moet iets gaan doen!