SPA H32 2022-02-08 DI

OBJETIVOS DOELEN
Después de esta clase...

1. ...sé formar frases como 'Ik ben aan het eten/spelen/lezen...'
2. ...sé usar los verbos 'jugar', 'poner' y 'venir'
3. ...sé usar la palabra 'todo' 
4. ...sé usar la palabra 'otro'

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

OBJETIVOS DOELEN
Después de esta clase...

1. ...sé formar frases como 'Ik ben aan het eten/spelen/lezen...'
2. ...sé usar los verbos 'jugar', 'poner' y 'venir'
3. ...sé usar la palabra 'todo' 
4. ...sé usar la palabra 'otro'

Slide 1 - Tekstslide

Actividad inicial
Welke zinnen heb je gevormd bij opdracht 4 (LT p. 16). Log in in de Lesson Up en voer ze in!

Slide 2 - Tekstslide

LT p. 16 ej. 4

Slide 3 - Woordweb

Mi amigo y yo jugamos a videojuegos
Juegan al fútbol
El gato juega con la pelota
¿Qué es 'jugar'?

Slide 4 - Tekstslide

jugar - spelen
yo
él / ella / usted
nosotros / nosotras
vosotros / vosotras
ellos / ellas / ustedes
jugáis
juegas
juegan
jugamos
juego
juega

Slide 5 - Sleepvraag

Bij het werkwoord 'jugar' verandert de 'u' uit de stam in een 'ue'...
A
bij alle vormen
B
bij alle vormen, behalve de wij-vorm en de jullie-vorm
C
bij alle vormen, behalve de ik-vorm
D
bij de wij-vorm en de jullie-vorm

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de gerundio van 'jugar'?

En het voltooid deelwoord?

Slide 7 - Open vraag

¿Qué es 'venir'?
El turista viene al teatro.

Slide 8 - Tekstslide

venir - komen
yo
él / ella / usted
nosotros / nosotras
vosotros / vosotras
ellos / ellas / ustedes
vengo
vienen
venimos
venís
vienes
viene

Slide 9 - Sleepvraag

Mateo siempre ... tarde a la clase de español.
A
vine
B
vienes
C
venge
D
viene

Slide 10 - Quizvraag

Pone las flores en el agua
Pone  el libro en la estantería
¿Qué es 'poner'?

Slide 11 - Tekstslide

poner - zetten/plaatsen
yo
él / ella / usted
nosotros / nosotras
vosotros / vosotras
ellos / ellas / ustedes
ponen
pones
pongo
ponemos
ponéis
pone

Slide 12 - Sleepvraag

Het 'werkwoord' poner wordt eigenlijk vervoegd als een regelmatig werkwoord, alleen de ...-vorm krijgt een extra 'g'.
A
jij
B
wij
C
ik
D
jullie

Slide 13 - Quizvraag

¿Qué significa 'poner la mesa'?

Wat betekent 'poner la mesa'? Zoek het evt. op in je LT.

Slide 14 - Open vraag

Jugar, venir, poner
jugar (spelen)
venir (komen)
poner (zetten/plaatsen)

(yo) juego

(tú) juegas

(él) juega

(nosotros) jugamos

(vosotros) jugáis

(ellos) juegan

gerundio: jugando

voltooid deelwoord: jugado

(yo) vengo

(tú) vienes

(él) viene

(nosotros) venimos

(vosotros) venís

(ellos) vienen

gerundio: viniendo

voltooid deelwoord: venido

(yo) pongo

(tú) pones

(él) pone

(nosotros) ponemos

(vosotros) ponéis

(ellos) ponen

gerundio: poniendo

voltooid deelwoord: puesto (!)

Slide 15 - Tekstslide

Todo
  • Significa alles / alle / al het... / het hele... / de hele... / allemaal
  • Tiene cuatro formas: todo, toda, todos, todas

> Voy a ordenar toda la casa. Ik ga het hele huis schoonmaken.

> Ya he hecho todos los deberes. Ik heb al het huiswerk al af.

Slide 16 - Tekstslide

Otro
  • Tiene cuatro formas: otro, otra, otros, otras
  • Significa ander / andere 
  • Otro y otra también pueden significar nog één (zonder lidwoord)

> Quiero el otro bocadillo. Este lleva jamón y yo soy vegetariano.
Ik wil het andere broodje. Op deze zit ham en ik ben vegetarisch.
> Voy a tomar otro bocadillo, porque todavía tengo hambre.
Ik neem nog een broodje, want ik heb nog steeds honger.

Slide 17 - Tekstslide

Deberes
- maken en nakijken: LE p. 6 ej. 13,12
- leren: grammatica H1 (alles)
- zorg dat je de opdrachten over Colombia af hebt (PO lezen)


Slide 18 - Tekstslide