Klas 3 week 50 les 1

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Lesdoelen (buts)

Je leert zinnen die te maken hebben met reizen en vervoer

Luisteren - Opschrijven - Leren

Geluidsniveau: STIL

Wat ga je doen?

Ga via Naslag naar

Arrêt Chapitre 3

Phrases-clés C

Frans-Nederlands

* Luister naar de uitspraak

* Noteer de zinnen F-N in je schrift 

* Oefen in blokjes van 5

* Zet een * voor zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

Check weektaken

* Wat staat er deze week in TTS Planagenda voor het vak Frans?

* Weet je zeker dat je de weektaak Frans van vorige week hebt afgerond en afgetekend?

Lesdoelen/buts

Aan het eind van de les:

Ter voorbereiding op de weektaak:

- Heb ik SPV geoefend en kan ik vertellen over mijn reis

- (Her)ken ik de passé composé van een aantal (on)regelmatige ww

Ook van belang ter voorbereiding op de toets leesvaardigheid 16-12

SPV oefenen: 3. Phrases clés C

WAT?                           PC in schrift : vertellen over jouw reis

HOE?                           in duo's (beide rollen kennen)

                                        1. Frans-Frans

                                        2. Ned-Frans

                                        3. N-F met varianten/andere woorden

HULP nodig?           vraag je klasgenoot en/of docent

KLAAR?                      geef dit aan en laat docent gesprekje horen

ex 8c - zin 3 uitleggen!

Max staat niet in het rijtje...?!

Qu'est-ce qu'on va faire?

We gaan kijken naar een instructiefilmpje over de passé composé met als doel:

* deze te (her)kennen van een aantal (on)regelmatige ww 

* de betekenis hiervan te kunnen opzoeken bijv. als je een tekst

     leest

* deze toe te passen bij spreek- en schrijfvaardigheid

apps.noordhoff.nl

choisir = kiezen
Hoe zeg je: hij heeft gekozen

il a choisi

hij heeft gekozen

réfléchir = nadenken
Hoe zeg je: wij hebben nagedacht

nous avons réfléchi

wij hebben nagedacht

voyager = reizen
Hoe zeg je: u heeft gereisd

vous avez voyagé

u heeft gereisd

de fiets nemen = prendre le vélo
Hoe zeg je: zij (mnl.mv) zij hebben de fiets genomen

ils ont pris le vélo

zij hebben de fiets genomen

zijn = être
hoe zeg je: jij bent geweest

jij bent geweest

tu as été

faire = doen/maken
Hoe zeg je: u heeft gemaakt?

u heeft gemaakt

vous avez fait

attendre = wachten
Hoe zeg je: ik heb gewacht

j'ai attendu

ik heb gewacht

     ik (her)ken de passé     composé en kan deze toepassen

Hulp nodig?

* Bekijk het instructiefilmpje nogmaals

* Lees de grammaire door onder het instructiefilmpje

* Vraag jouw klasgenoot naast je of de docent

Zelf oefenen! 

WAT?                           Weektaak

HOE?                           zelfstandig in digitale lesmateriaal

HULP nodig?           overleg met klasgenoot naast je

KLAAR?                      meld dit bij de docent

ex 8c - zin 3 uitleggen!

Max staat niet in het rijtje...?!

SPV geoefend en (her)kennen passé composé 

Welkom!                    

Daltonplanagenda: 

Heb je de leerdoelen behaald?

- Teken af wat je hebt afgerond

- Pas evt. je planning aan

à la prochaine!

;

                              

                              les déchets dans la poubelle

                              

                              restez à ta place jusqu'à 59/29

Samen zorgen we voor een fijne werkplek in het lokaal!

Tot ziens bij het Daltonuur Frans en nog een plezierige (school)dag!