1M 1H comparisons and present continuous

welcome
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

welcome

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

comparisons

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What are comparisons?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

comparisons
  • vergelijkingen
  • comparisons | -er/-ier/ more | tall - taller 
  • superlative | -est/iest/ most | tall - taller - tallest
  • exception: good - better - best  & bad - worse - worst

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

fill in:
My sister thinks she's ________ (intelligent) than me, but I don't agree!
A
the most intelligent
B
intelligenter
C
more intelligent
D
intelligentest

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

fill in:
Avatar is probably ___________ (bad) film I've seen!
A
worse than
B
worser
C
worstest
D
the worst

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

fill in:
Do you think the Harry Potter films are __________ (good) than the books?
A
gooder
B
better
C
best
D
goodest

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

complete the sentence by answering the answer:

Who is _________ (powerful) person in your country?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

complete the sentence by answering the answer:
I think Men in Black 1 was _________ (funny) than Men in Black 3.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

complete the sentence by answering the answer:

John is __________ (nice) person that I know.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

complete the sentence by answering the answer:

Is Angelina _______ (old) than Sandra?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

present continuous

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

present continuous
  • actions happening now
  • (right) now, currently, at the moment, today, !
  • (+) to be + verb + -ing
  • (-) to be + not + verb + -ing
  • (?) to be + subject + verb + -ing

to be = am / is / are

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is in the present continuous?
A
David works every day.
B
David is taking a shower at the moment.
C
David has lost his keys
D
David lost his keys.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pick the example of the present continuous.
A
He is works late.
B
He is working late.
C
He works late.
D
He working late.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
Pick the present continuous.
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 16 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Complete the sentence:
(+) He ______ (walk) to school now.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
(+) I _____ (study) at the moment.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
(-) I _______ (sleep).

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
(+) You _____ (play) badminton tonight.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
(?) ____ we _____ (watch) TV?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
(-) She ______ (work) in Spain.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
(-) He _____ (wait) for the bus.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
(?) _____ they ______ (read).

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence:
(+) She ______ (eat) chocolate.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Any questions?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies