Oefentoets SO P3.4-3.5

Oefentoets SO P3.4-3.5
Mobiel in de mobieltas.
Laptop op tafel --> ga naar LessonUp.app
Aantekeningenschrift op tafel voor extra aantekeningen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets SO P3.4-3.5
Mobiel in de mobieltas.
Laptop op tafel --> ga naar LessonUp.app
Aantekeningenschrift op tafel voor extra aantekeningen.

Slide 1 - Tekstslide

Welk tijdvak hoort bij dit hoofdstuk?

Slide 2 - Open vraag

Welke jaartallen hoort bij het tijdvak "Burgers en Stoommachines"?

Slide 3 - Open vraag

Welke periode hoort bij dit tijdvak?

Slide 4 - Open vraag

Politieke stromingen die zijn behandeld:

1) Liberalisme
2) Socialisme
3) Confessionalisme

Slide 5 - Tekstslide




Wat hoort er NIET bij het liberalisme?
Wat is het liberalisme?
A
Liberalen vinden dat iedereen zou moeten kunnen stemmen bij verkiezingen.
B
Liberalen komen op voor zo veel mogelijk vrijheid voor alle burgers.
C
Liberalen komen op voor de arbeiders.

Slide 6 - Quizvraag

Socialisme.
A
Opkomen voor zwakkeren in de samenleving.
B
Zo min mogelijk overheidsbemoeienis.
C
Rijke fabriekseigenaren
D
Vrijheid is belangrijker dan gelijkheid.

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent: confessionalisme
A
Een stroming die het milieu belangrijker vindt dan de economie.
B
Stroming die uitgaat van de Bijbel
C
Stroming die streeft naar een zo groot mogelijke mate van gelijkheid
D
Stroming die streeft naar zo groot mogelijke vrijheid

Slide 8 - Quizvraag

En door!
Andere leerdoelen van paragraaf 3.4 & 3.5 waren:

1. nationalisme
2. imperialisme
3. kolonialisme

Slide 9 - Tekstslide

Wat is nationalisme?
Nationalisme.
A
Trots zijn op je familie
B
Trots zijn op je land
C
Oorlog willen voeren
D
Je buurlanden helpen

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent
'imperialisme'?
Modern Imperialisme.
A
Je rijk uitbreiden door oorlog voeren met andere landen.
B
Je rijk uitbreiden door te handelen met andere landen.
C
Je rijk uitbreiden door land te veroveren op andere landen.
D
Je rijk uitbreiden door land te ruilen met anderen landen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is kolonialisme?
A
Als landen handelen om eraan te verdienen
B
Als landen heersen over andere landen om eraan te verdienen
C
Als landen samenwerking om tegen andere in opstand te komen
D
Als mensen ervoor zorgen dat de slavernij wordt. afgeschaft.

Slide 12 - Quizvraag

Leerdoel paragraaf 3.4
Waarom en hoe probeerde de overheid na 1870 de levensomstandigheden van arbeiders te verbeteren?

Slide 13 - Tekstslide

Waarom probeerde de overheid de levensomstandigheden van arbeiders te verbeteren?

Slide 14 - Woordweb

Geef een beschrijving voor het begrip: "sociale kwestie"

Slide 15 - Open vraag

Hoe probeerde de overheid na 1870 de levensomstandigheden van arbeiders te verbeteren?
4punten.

Slide 16 - Open vraag

Leg het begrip uit: "sociale wetten"

Slide 17 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een sociale wet.

Slide 18 - Open vraag

Nederlands-Indië


Hoe ging Nederland om met de kolonie Nederlands- Indië? 

Slide 19 - Tekstslide

Leg het begrip uit: cultuurstelsel

Slide 20 - Open vraag

Rond 1870 kwam er een einde aan het cultuurstelsel. Hoe kwam dit? (2p)

Slide 21 - Open vraag

Welk jaartal hoort bij deze gebeurtenis? Invoering cultuurstelsel Nederlands-Indië.

Slide 22 - Open vraag

Welk jaartal hoort bij deze gebeurtenis? Kinderwetje van Van Houten.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide