1 havo/vwo - le passé composé

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Lesdoelen

•  Aan het eind van deze les heb je de présent herhaald.
•  Aan het eind van deze les heb je herhaald
     hoe je de passé composé maakt.

Vertaal:
Où

1. waar
2. wat
3. waarom
4. wie

Vertaal:
pourquoi

1. waarom
2. wie
3. wat
4. hoe

Vertaal:
Qui

1. wie
2. waarom
3. wat
4. hoe

Vertaal:
Quoi

1. waarom
2. wat
3. wie
4. hoe

Vertaal: les parents

Vertaal: trop bien

Vertaal: le portable

présent

passé composé

Je regarde Netflix

Luc et Sophie parlent français

On a fêté l'anniversaire

Vous avez invité Luc?

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.

Je/j'

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

aimé

aimé

aimé

aimé

aimé

aimé

avons

avez

ont

as

a

ai

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?

Sleep die twee elementen naar het juiste vakje

+ 

Persoonlijk voornaamwoord

Vorm van het hulpwerkwoord avoir

Heel werkwoord

Voltooid deelwoord

Zet de stappen in de correcte volgorde om de passé composé te maken van de regelmatige werkwoorden -ER

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Een vervoeging van avoir maken

Maak de stam van het werkwoord op -er

Plak 'é' achter de stam

Zoek het onderwerp

De passé composé gebruik ik om ...

1. iets over het nu te vertellen
2. iets over het verleden te vertellen

tu - parler

passé composé

1. tu as parlé
2. tu avoir parlé
3. tu parles
4. tu parlés

Zet in de passé composé
Je (manger)

1. J'ai manger
2. J'ai mangé
3. Je as mangé
4. Je ai mangé

Vul de passé composé in.
Victor et Ricardo ...... (danser) avec leurs mères.

Vul de passé composé in.
Tu ...... (demander) une question?

Vertaal de zin:
Ik heb een stokbrood gegeten.

Vertaal:
Marie en Louise hebben een film gekeken.