A2C H3_les 4-5-6

Chapitre 3
Chapitre 3 
faire les magasins
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 3
Chapitre 3 
faire les magasins

Slide 1 - Tekstslide

Programme de la semaine
  • ken je de getallen? 
  • mondeling
  • het aanwijzend voornaamwoord p. 110
  • de werkwoorden pouvoir et vouloir p. 124
  • een uitnodiging opschrijven p. 127

Slide 2 - Tekstslide

1248

374

692

781

Slide 3 - Tekstslide

1248

374


692

781
mille deux cent quarante-huit

trois cent soixante-quatorze


six cent quatre-vingt-douze

sept cent quatre-vingt-un

Slide 4 - Tekstslide

A

  • On va dans ce magasin?


  • Oui, ik wil graag schoenen kopen

  • Il est pas mal, hoeveel kost het? 
  • tu fais quelle taille? 
B

  • Bonne idée! wil je iets kopen? 


  • Hoe vind je deze zwarte trui?

  • Il coûte seulement 30 euros
  • Je fais du M et je vais l'essayer!

Slide 5 - Tekstslide

a2c

Slide 6 - Tekstslide

a2D

Slide 7 - Tekstslide

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 9 - Quizvraag

Toelichting aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands 
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt.
 Dat = aanwijzend v.n.w.

Slide 10 - Tekstslide

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 11 - Quizvraag

En dan nu in het Frans..
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:





Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. 


ce pantalon  / cet homme / cette jupe / ces baskets

Slide 12 - Tekstslide

het aanwijzend voornaamwoord
man.                                                ce pull est très beau
vr.                                                      cette jupe est bleue /cette écharpe est blanche
man + klinker  of stomme h  cet homme porte un jean noir
                                                           cet enfant est mon frère


mvd                                       ces chaussures sont chouettes!

Slide 13 - Tekstslide

______ pull est génial
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 14 - Quizvraag

.............robe est blanche
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 15 - Quizvraag

_____ ami est très sympa
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 16 - Quizvraag

...........shorts de bain sont trop petits
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 17 - Quizvraag

p. 110-112
Faire: 
ex 17a
ex 17c
ex 17d
ex 18a,b
ex 18c
ex 19


Slide 18 - Tekstslide

ex 18a
  1. la chose / cette chose
  2. mon livre / ce livre
  3. nos vêtements / ces vêtements
  4. une paire/ cette paire
  5. des garçons / ces garçons
  6. un éléphant / cet éléphant
  7. l'oncle / cet oncle
  8. la femme / cette femme

Slide 19 - Tekstslide

ex 18b
  1. ces tomates
  2. cette chemise
  3. cette jupe verte
  4. ces chaussures
  5. cet hôtel
  6. ce pantalon

Slide 20 - Tekstslide

Welke 4 onregelmatige werkwoorden
heb je tot nu toe geleerd?

Slide 21 - Open vraag

pouvoir = kunnen  présent

  • je peux
  • tu peux
  • il/elle/on peut
  • nous pouvons
  • vous pouvez
  • ils/elles peuvent


passé composé

  • j'ai pu
  • tu as pu
  • il/elle on a pu
  • nous avons pu
  • vous avez pu
  • ils/elles ont pu

Slide 22 - Tekstslide

vouloir = willen  présent

  • je veux
  • tu veux
  • il/elle/on veut
  • nous voulons
  • vous voulez
  • ils/elles veulent


passé composé

  • j'ai voulu
  • tu as voulu
  • il/elle on a voulu
  • nous avons voulu
  • vous avez voulu
  • ils/elles ont voulu

Slide 23 - Tekstslide

Hulpww en woordvolgorde
Vouloir en pouvoir zijn vaak hulpwerkwoorden. Er hoort dus vaak nog een ander werkwoord bij.   + infinitief

Ik wil een ijsje kopen.                - Je veux acheter une glace. 
Mag ik deze jurk passen?    - Je peux essayer cette robe? 

Let op! In het Frans staan alle WW bij elkaar, ook in de vraagzin.

Slide 24 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde:
aux toilettes - aller - peux - je - ?

Slide 25 - Open vraag

Zet in de juiste volgorde:
une pizza - nous - manger - voulons - .

Slide 26 - Open vraag

blz.125
                 klassikaal ex 31c 
                 Maak ex 31d, 32abd p. 125/126

Slide 27 - Tekstslide

pour vendredi
apprendre: rijtjes van pouvoir et vouloir (présent en p.c.)
faire: ex 31d, 32abd p. 125/126

Slide 28 - Tekstslide

Programme vendredi 02 février
  • On parle!
  • Verbes vouloir et pouvoir: correction ex 32abd p. 125
        Faire: ex 33 p.126
  • Chanson Louane

Slide 29 - Tekstslide

A: le client

Vertel wat je wil kopen 
(kleding stuk )

Vraag de prijs


B: l'employé

Vraag welke kleur hij/zij wil


Geef antwoord

Slide 30 - Tekstslide

ex 32a p.125
  1. Vous voulez
  2. On peut
  3. Tu veux
  4. Moi je peux
  5. Ma soeur Amélie veut
  6. Tu peux

Slide 31 - Tekstslide

ex 32b
Je peux aller aux toilettes? Oui, tu peux.
Je peux essayer ces deux robes? Oui, vous pouvez.
Tu veux venir à ma fête samedi prochain? oh super, oui, je peux!

Slide 32 - Tekstslide

ex 32d
  1. Nous voulons des bonbons.
  2. Tu veux un chien?
  3. Il veut travailler à Paris parce qu'il adore cette ville.
  4. Ils peuvent marcher pendant des heures. 
  5. Vous voulez encore un café? 

Slide 33 - Tekstslide

Fais ex 33

Slide 34 - Tekstslide

Fais ex 33
  • Tu veux faire les magasins cet après-midi?
  • Ah oui, je veux acheter un nouveau jean
  • Tu veux aller à un parc d'attraction dimanche? 
  • Ah Oui, je peux aller au parc, je suis libre.
  • Vous voulez aller à un concert ce soir? 
  • Ah non, on ne peut pas, on a un contrôle demain!

Slide 35 - Tekstslide

 Louane(Anne Peichert)

27 ans
Orpheline à 18ans
The voice en  2013 (demi-finale)
Film: actrice in la famille Bélier

La chanson: Avenir
Chagrin d'amour
(je bent vertrokken zonder veel redenen, ik hoop dat je zal lijden...)

Slide 36 - Tekstslide