1HV - par. 5.2 (2)

• Godsdienst
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Samenvatting 

De nakomelingen van Abraham, Izaak en ... komen in Egypte terecht. Er was een ... uitgebroken in Kanaän en ... was onderkoning in Egypte. 

Na ... jaar kwam er een ... aan de macht die bang werd door het groeiende en sterke joodse volk. Hij besloot dat alle mannen als ... moesten werken en dat de ... gedood moesten worden.
... treedt op als leider van het volk en onderhandelt met de farao over hun vertrek. Na ... plagen kan het volk eindelijk uit Egypte vertrekken.

Jakob

hongersnood

Jozef

slaven

baby's

Mozes

10

400

farao

Waarom gaat het bij de bevrijding van de Hebreeuwse slaven niet alleen om een strijd tegen de farao, maar om een strijd tegen de goden van Egypte?

Wat was de eerste plaag?

1. Al het vee ging dood.
2. Er kwam een zonsverduistering.
3. Water veranderde in bloed.
4. Er kwam een kikkerplaag.

Wat hoort NIET bij de 10 plagen?

1. Water veranderde in bloed
2. Muizen
3. Kikkers
4. Het oudste kind stierf

Wat was géén plaag in Egypte?

1. steekvliegen
2. duisternis
3. kikkers
4. overstroming

Wat was de tiende plaag?

1. De dood van de eerstgeborene.
2. Het instorten van de piramides.
3. Vuur uit de hemel.
4. Alle plagen tegelijk.

Leg in je eigen woorden uit: waarom trof God Egypte met plagen en wat wilde Hij daarmee duidelijk maken aan de Egyptenaren?