Hofcultuur - Les 4 - Muziek

HOFCULTUUR Les 4: 
Muziek
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

HOFCULTUUR Les 4: 
Muziek

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige lessen
Barok
Renaissance
Emotie
Intellect
Dynamiek
Harmonie
Symmetrie
A-symmetrie

Slide 2 - Sleepvraag

Huiswerk!

Slide 3 - Open vraag

Lesdoelen
Je leert deze les meer over:
  • ontstaan van opera,
  • ontwikkeling instrumentale muziek 
  • ontwikkelingen binnen de kerkmuziek.
  • prima pratica  en seconda pratica 
  •  affectenleer.
  • Monodie; 
  • Ontwikkeling van muziekinstrumenten 

Slide 4 - Tekstslide

  • Vroege Middeleeuwen 600 - 1150 : Gregoriaans (monofoon) + eerste meerstemmigheid (organum)
  • Ars Antiqua 1150 - 1300 -> Verdere ontwikkeling polyfonie.'Lineaire polyfonie 'Opkomst' wereldlijke muziek.-> Eenstemmig vocaal, soms begeleidt door snaarinstrument (luit, vedel, harp)
  • Ars Nova - 1300 - 1400 -> verdere ontwikkeling polyfonie, harmonie wordt belangrijker, verschuiving van geestelijke naar wereldlijke muziek, overgang tussen middeleeuwen en renaissance
Vóór de Renaissance
Er wordt nog sterk in horizontale melodielijnen gedacht; er is veel minder aandacht voor verticale samenklank.

Slide 5 - Tekstslide

  • Monofoon :  Eenstemmig, het klinken van slechts een toon tegelijk. 
  • Homofoon: Meerstemmig, de afzonderlijke partijen van een  stuk hebben allemaal grotendeels hetzelfde ritme. Melodie wordt ondersteund door een harmonie.
  • Polyfoon: Meerstemmig, meerdere melodieën tegelijkertijd. Het basisprincipe daarbij is dat alle stemmen gelijkwaardig zijn, of althans een volwaardige rol hebben. 

Melodieën zijn substantieel genoeg om op zichzelf muziek te zijn, maar klinken vaak leeg en eenzaam zonder enige begeleiding. Daarom voegde veel componisten ondersteunende noten toe die harmonie worden genoemd.
Eenstemmig of meerstemmig.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Beluister het fragment. Wat voor doel had
de componist denk je bij het maken van
deze muziek?
timer
0:30

Slide 8 - Open vraag

Leg uit waarom deze muziek niet geïmproviseerd
kan zijn. Noem 2 zaken.
timer
1:00

Slide 9 - Open vraag

  • Boekdrukkunst
  • Kerk als opdrachtgever
  • Opkomst wereldlijke muziek
  • Instrumentele muziek
Muziek in de Renaissance
Door de uitvinding van de boekdrukkunst vindt er een spectaculaire toename plaats van de muziekcultuur. Om de de verspreiding van muziek te vergemakkelijken werd in het verlengde van de boekdrukkunst in het begin van de 16de eeuw de muziekdrukkunst uitgevonden.
In de 16e eeuw vinden we de opkomst van de nationale (in de eigen volkstaal), meer wereldlijke, stijlen. Het gaat daarbij vooral om Frankrijk, Engeland en Italië. Nieuwe genres zijn bijvoorbeeld het chanson en het madrigaal.
Ook vindt er een toename plaats van het belang van instrumentale muziek. Het ricercare, die in die tijd ontstaat is de voorloper van de fuga en de canzona is de zeer vroege voorloper van de sonate. Dansmuziek en muziek voor toetsinstrumenten zien het levenslicht.
De kerk is (nog steeds) de grootste werkgever voor componisten en musici.

Slide 10 - Tekstslide

Vlaamse Polyfonisten
Franco-Vlaamse Stijl
Een aantal belangrijke componisten uit de Zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk ontwikkelde tussen ongeveer 1450 en 1550 een nieuwe stijl. Deze ook wel 'Nederlandse scholen (school = stijl. niet het gebouw) omvatte drie generaties, waarvan de eerste generatie componisten voortborduurde op de vernieuwingen van de Ars Nova aan het Bourgondische hof. Omdat de betrokken meesters muzikale posten in alle delen van Europa bekleedden, kan de Franco-Vlaamse school zeker niet als een lokale stroming beschouwd worden.
Cantus Firmus
Latijn voor 'vast gezang' – is een melodie, meestal geleend uit een ander werk, waarop een nieuw werk wordt gecomponeerd. 

De Vlaamse Polyfonisten gebruikten als basis,  als Cantus Firmus,  steeds een gregoriaanse melodie (net als in de late middeleeuwen), en componeerden daar bovenop dan een nieuwe melodie. Als die klaar was verzonnen ze nòg een melodie, dáár weer bovenop. Deze 2 melodieën waren tamelijk onafhankelijk van elkaar, en hadden vaak een eigen tekst. Het kon zo gebeuren, dat zo’n gezang in de kerk in drie talen tegelijk gezongen werd, voor iedere stem een taal. Men noemde zo’n compositie een ‘motet’.  
Canon, Imitatie en doorimitatie
Ondertussen werd de Canon uitgevonden. Deze wordt ook wel ‘caccia’ (jacht) genoemd, omdat je bij het zingen van een canon elkaar a.h.w. nájaagt. Naar aanleiding van de canon werd de imitatie uitgevonden. Dwz, dat de ene stem de andere nàdoet, dus niet exact hetzelfde zoals bij de canon, maar ongeveer. Komt een thema in alle stemmen voor, dan spreekt men van 'doorimitatie'. 
Bourgondische hof
Het Bourgondische hof werd het centrum van de nieuwe muziek (ars nova). Het hertogdom Bourgondië omvatte het noordoosten van Frankrijk en de Nederlanden. De artistieke bloeiperiode in het Bourgondische rijk begon vanaf de 2e helft van de 14e eeuw en omvatte het grootste gedeelte van de 15e eeuw. Omdat de werkomstandigheden en financiële middelen er zeer gunstig waren, traden componisten uit de Nederlanden. Engeland en Italië graag in dienst van het Bourgondische hof. Zij werden aangesteld om amusementsmuziek (chansons, dansmuziek) en kerkmuziek (motet en mis) te schrijven. De thematiek van de chansons sloot vaak nog aan bij de Middeleeuwse traditie van de hoofse liefde.
Vierstemmige polyfonie de norm
Vierstemmig polyfone werken was de norm bij de Franco-Vlaamse componisten, vijf-en zesstemmig kwamen ook veel voor. Polyfone delen werden regelmatig met homofone delen afgewisseld.
A-capella
Componisten hadden sterke voorkeur voor a-capella koorzang al kwam het regelmatig voor dat instrumenten de stemmen aanvulden.
Componisten
Binnen de Franco-Vlaamse/Nederlandse School worden vaak vijf generaties onderscheiden als ijkpunten om vat te krijgen op de ontzaglijk rijke materie en de stijlevolutie. 645 namen zijn bekend. De meest bekende zijn:
Guillaume Dufay (ca. 1397 - 1474)
Johannes Ockeghem (ca. 1420-1497), 
Josquin Deprez (ca. 1440-1521), 
Orlando di Lasso (ca. 1532-1594)
In dienst aan het hof
De vorsten van de belangrijke stadstaten in Italie hadden niet alleen beeldend kunstenaars in dienst maar ook componisten. Bijvoorbeeld aan het hof van de familie Sforza in Milaan. De hofcomponisten hadden als voornaamste taak muziek te schrijven voor de kerkdiensten van de stad, die vaak door de vorsten werden gefinancierd. In de archieven van de stad Milaan wordt een document uit 1474 bewaard waarop staat geschreven dat de familie Sforza naast een aantal componisten ook veertig koorzangers in vaste dienst had.

Josquin de Prez
De bekendste componistuit die vroege Renaissance is de Vlaming Josquin de Prez. Hij werkte lange tijd aan het hof van Milaan, tegelijk met bijvoorbeeld Leonardo da Vinci. Tijdgenoten van Josquin de Prez noemden hem de beste componist van onze tijd. Hij schreef vooral muziek die in kerkdiensten werd uitgevoerd. Bij deze muziek werden geen instrumenten gebruikt, omdat men er vanuit ging dat de stem het enige instrument is dat door God is gegeven, en dus ook het enige instrument is dat God kan plezieren. Om het gezang niet te saai en eentonig te maken schreef Josquin vaak in de polyfone stijl. De zangers zingen niet tegelijk allemaal hetzelfde, maar hij laat de zangers elkaar overlappen, doordat ze omstebeurt beginnen met dezelfde melodie. (Canon).

Slide 11 - Tekstslide

Josquin de Prez - Ave Maria
Ave Maria, gratia plena
Dominus tecum, virgo serena

Ave Cujus conceptio
Solemni plena gaudio
Caelestia terrestria
Nova replet laetitia
Wees gegroet Maria, vol van genade
de Heer is met U, zuivere maagd

Wees gegroet wier ontvangenis
vol van plechtige vreugde,
hemel en aarde
Met een nieuwe blijdschap vervult.


<- Doorimitatie: een thema dat in alle stemmen voorkomt.

<- homofoon
<- polyfonie
Muziekstukken met enkel stemmen. Het enige instrument door god gegeven. Niet saai door Polyfonie. 

In het stuk hiernaast heeft de componist verschillende componeertechnieken toegepast. 

Slide 12 - Tekstslide

Prima Prattica
In 1571 werd Palestrina benoemd tot “Maestro Compositore” in de pauselijke Sixtijnse Kapel, en kreeg hij tevens de zorg over het koor van die Kapel. Palestrina is de grootste componist van de Kerkmuziek geworden. Met zijn dood in 1594 valt het doek van de Prima Prattica, de muziekpraktijk uit de Renaissance. 
Concilie van Trente
Tijdens het Concilie van Trente, dat van 1545 tot 1563 gehouden werd om misstanden in de katholieke kerk een halt toe te roepen, overwogen de kerkvaders alle polyfonie uit de katholieke liturgie te bannen. De dichte polyfone stemmenweefsels maakten het immers vrijwel onmogelijk de religieuze tekst te verstaan, laat staan te begrijpen. Palestrina demonstreerde echter met grote vaardigheid hoe men muziek kon schrijven waarin tekst en muziek zowel liturgische als muzikale doelen dienen en 'redde' daarmee de polyfone kerkstijl.
Verstaanbaarheid
Palestrina gebruikte alle mogelijkheden die voor hem gebruikt waren, en voegde  ze samen tot de mooiste vocale polyfonie aller tijden. Ook wist hij met de tekst zodanig om te gaan, dat zij verstaanbaar bleef, ondanks de veelheid van stemmen. Wat dit laatste betreft, werd zijn muziek  door het Concilie van Trente (1545-1563) geprezen, vanwege het feit, dat Palestrina de heilige misteksten ten volle tot zijn recht liet komen
Palestrina
Giovanni da Palestrina was de laatste en de beste in de rij van vocale 
Polyfonisten. Hij zelf was geen Vlaming maar Italiaan. Hij zette de kroon op wat  was begonnen bij de Ars Antiqua, en uitmondde in het begrip Polyfonie zoals we dat vandaag kennen: een meerstemmigheid, waarbij alle deelnemende stemmen een eigen ritme, een eigen muzikaal hoogtepunt, een eigen zeggingskracht hebben, en ondanks dat, samen een prachtige harmonie vormen. 
Gouden eeuw van de polyfonie
De zestiende eeuw wordt wel de Gouden Eeuw van de polyfonie genoemd. In de eerste helft van de eeuw vierden de polyfone compositietechnieken van de Franco-Vlaamse meesters hoogtij, in de tweede helft bekroonden de componisten Palestrina (Italië) en Orlando di Lasso (voornamelijk Duitsland) de evolutie van de meerstemmigheid. De muzikale vernieuwingen van de Renaissance waren toen in heel Europa te horen. 

16e eeuw: Kerkmuziek van Palestrina

Slide 13 - Tekstslide

Wereldlijke muziek
Sfogava con le stelle
un inferno d'amore
sotto notturno ciel il suo dolore.
E dicea fisso in loro
O immagini belle
dell'idol mio ch'adoro
si come a me mostrate,
mentre cosi splendete,
la sua rara beltate,
cosi mostrate a lei,
mentre cotanto ardete
i vivi ardori miei.
La fareste co'l vostro aureo sembiante
pietosa si, come me fate amante


Humanisme
Een van de consequenties van het humanistisch denken was dat men in de 16e eeuw meer belangstelling begon te hechten aan wereldlijke aangelegendheden. De muziek bleef liturgische doelen dienen, maar de wereldlijke muziek was sterk in opkomst. Omdat zij in tegenstelling tot de kerkmuziek niet aan gevestigde tradities gebonden was, leende de wereldlijke muziek zich ook beter voor experimenten. Die leidden tot stilistische veranderingen die op den duur vervolgens weer van invloed op de kerkmuziek waren. De wereldlijke muziek van de 16e eeuw verschilt nietemin aanzienlijk van de kerkmuziek.
Hij luchtte zijn gemoed tegen de sterren
over een helse brand van liefde,
onder de nachtelijke hemel, en over zijn verdriet.
En hij sprak, zijn ogen strak op hen gericht:
'O, prachtige beelden
van mijn aanbeden idool
zoals ge aan mij toont,
wanneer gij zo stralend daar staat,
haar uitgelezen schoonheid,
zo zoudt gij ook aan haar,
terwijl ge zo vlamt,
mijn levendige vlammen kunnen tonen.
Met uw gouden schijn zoudt ge haar zeker
genadig stemmen, zoals ge mij tot minnaar 
maakt

Monteverdi
Een belangrijke componist van madrigalen was Claudio Monteverdi (1576-1643). Bij hem wordt het madrigaal een proeftuin voor experimenten: veelvuldig gebruik van chromatiek, expressieve harmonieën en dissonanten, een preciese muzikale uitbeelding van de tekst.
Monteverdi geeft hier al de aanzet tot de Vroege Barok
Madrigaal
Het madrigaal was de wereldlijke tegenhanger van het motet en is ontstaan in Italië in de 16e eeuw. Het was muziek voor de aristocraten, vertegenwoordigers van de hoogste maatschappelijke klasse en muziekkenners.
Het werd het meest bekende en beoefende genre in die kringen.In de madrigalen werden niet alleen wereldlijke teksten gebruikt maar ook levendige ritmen. Madrigalen werden meestal nieuw gecomponeerd en waren aanvankelijk veelal homofoon.
Madrigalen waren ernstig en verheven van toon en teksten waren in de begintijd vaak van vooraanstaande dichters (Petrarca). Ook teksten over liefde en liefdesverdriet  waren zeer populair.
In de beginperiode waren madrigalen 4-stemmig, later voor vijf en zelfs zes stemmen.
Tekst en melodie ondersteunen elkaar. Muziek gaat omhoog bij sterren, wordt levendiger bij zijn vlammende gevoelens etc.

Slide 14 - Tekstslide


  • veel gebruikte instrumenten
Instrumentale muziek
Schalmei
Gamba
Blokfluit
Luit
Kromhoorn
Klavecimbel
Veel gebruikte instrumenten
Een ander teken van verhoogde belangstelling voor instrumenten bleek ook uit de uitgave in 1511 van het eerste beschrijvende boek over instrumenten, met belangrijk bijkomend aspect dat deze boeken meteen in de landstaal en niet in het Latijn verschenen; ze waren bedoeld voor muzikanten, niet voor theoretici.
Belangrijke instrumenten zijn:
de luit (voorloper van de gitaar), gamba (een kleine uitvoering van de cello), kromhoorn (een dubbelrietinstrument met speciaal mondstuk als bij de blokfluit), de blokfluit en clavecimbel.

Indeling van de instrumenten
In de middeleeuwen waren instrumenten ingedeeld naar hun geluidsterkte. Er waren twee groepen: 'haut' = hard en 'bas' = zacht. Tijdens de renaissance veranderde dit.
De 16e-eeuwse componisten van instrumentale muziek hadden een duidelijk klankideaal: de klankkleuren moesten van laag tot hoog gelijkmatig samenvloeien. Hiervoor was het noodzakelijk dat instrumenten in families gebouwd werden.
Een uitgebreide beschrijving hiervan is te vinden in het uit 1618 stammende Syntagma Musicum van Michael Praetorius. Uit deze beschrijving leren we dat in de renaissance, instrumenten in groepen of families werden gebouwd. Elke familie was verder onderverdeeld van laag tot hoog.
meer oog voor mogelijkheden van instrumenten
Voor 1500 werden instrumenten voornamelijk gebruikt om vocale partijen te begeleiden, te vervangen of te verdubbelen. In de 16e eeuw kregen componisten meer oor voor de klankmogelijkheden van de instrumenten én werden zij er zich ook bewust van dat instrumenten "dingen" kunnen spelen die met de zangstem niet mogelijk zijn: melodieën met zeer grote toonomvang, zeer lange tonen, zeer snelle herhalingen, grote intervalsprongen. Mede hierdoor won de zelfstandige instrumentale muziek snel aan betekenis.

Slide 15 - Tekstslide

Muziek had aan de hoven verschillende functies. Zo had muziek
onder meer een religieuze functie: het was een vast onderdeel
van de religieuze diensten.

Noem nog twee functies van muziek aan de hoven.
timer
1:00

Slide 16 - Open vraag


  • Concertatostijl: Op weg naar de barok
  • Monteverdi
Ventiaanse school
Dubbelkoor (stereo)
Een van de Vlaamse polyfonisten, Adriaan Willaert uit Brugge, was werkzaam in Venetië. Op Rome na was het de belangrijkste stad van Italië, getuige o.a. de prachtige San Marco. In deze kathedraal waren balkons gebouwd. Deze balkons hebben de componist waarschijnlijk op het idee gebracht om op ieder balkon een koor te plaatsen. Hij componeerde dus een achtstemmig stuk voor dubbelkoor ‘Core Spezzati’. Wat de mensen in de kerk toen hoorden was tot dan nog nooit gehoord: echte stereo, met echo-effecten en wat al niet meer. 
Zijn opvolger Giovanni Gabrieli voerde het aantal koren op, en voegde er  instrumenten aan toe. Van heinde en verre kwam men naar deze muziekpraktijk kijken en luisteren. 
Concertato (dialoog): Weg naar de barok
De Venetianen braken door het inzetten van instrumenten (naast of in plaats van de zangstemmen) met de a-capella traditie van de renaissance. Door die verschillende samenstellingen van de diverse koren ontstonden nieuwe klankkleuren. Deze koren werden in de composities vaak tegenover elkaar gezet waardoor instrumentale en vocale partijen, groot koor en klein koor/ solist afgewisseld werden met elkaar. Hierdoor ontstaat een dialoog tussen de verschillende koren/ ensembles. Dit noemen we 'stile concertato'. Deze stijl werd karakteristiek voor de  (vroege) Barokstijl en wordt ook wel concertatostijl genoemd.
Monteverdi
In Venetië, met haar grote rijkdom, kwam ook de opera tot bloei, mede dankzij de aanwezigheid van Claudio Monteverdi, die in 1613 maestro di cappella werd. Aanvankelijk toonden de Venetianen weinig belangstelling voor muziekdramatische werken, maar dit veranderde tijdens Monteverdi's verblijf. Dit komt ten eerste doordat het carnaval steeds theatralere vormen aannam en ten tweede doordat verschillende Venetiaanse handelaren de mogelijkheid roken om met opera geld te verdienen.
Meerkorigheid
Kenmerkend voor de Venetiaanse muziekstijl is het gebruik van de 'meerkorigheid'. Door koren en instrumentale ensembles op verschillende plaatsen in de uitvoeringsruimte neer te zetten, konden bijzondere echo-effecten gerealiseerd worden. In tegenstelling tot de complexe, polyfone lijnen van de Frans-Vlaamse componisten bestond de Venetiaanse muziek grotendeels uit massieve homofone harmoniën.
Polyfonie naar homofonie: Start barok
De nadruk op contrast en harmonie (homofonie) in plaats van de gelijkwaardigheid van alle stemmen in de polyfonie, luidt het eind in van de Renaissance op muziekgebied en het begin van een nieuw tijdperk: de Barok. De Venetiaanse school oefende grote invloed uit op de muziek aan het eind van de 16e en het begin van de 17e eeuw.

Slide 17 - Tekstslide

 Monteverdi (1567 - 1643)
grens van renaissance en barok
Claudio Monteverdi leefde in een tijd van grote veranderingen. De vocale polyfonie maakte plaast voor de nieuwe muzikale vormen van de vroege barok. Monteverdi kon zowel in de oude als de nieuwe stijl componeren.
Monteverdi's kerkmuziek leunt nog zwaar op de meer traditonele Renaissancevormen, maar zijn opera's zitten vol met nieuwe, muzikale ontdekkingen uit de tijd van de barok.
Hof van Mantua
In 1590 werd Monteverdi benoemd tot muzikant aan het hof van de machtige hertog van Mantua, Vincenzo Gonzaga. In die tijd waren zijn eerste composities al gepubliceerd. Een aantal boeken met kerkelijke en wereldlijke vocale werken. De eerste daarvan verscheen in 1582, toen hij pas 15 jaar oud was.
Het hof van Mantua was niet groot, maar er was veel te doen op het gebied van kunst en cultuur. Monteverdi ontmoette er verschillende beroemde muzikanten en componisten.
Seconda prattica en gebruik van dissonanten
Monteverdi maakte al snel zijn eigen muziek, die voor zijn tijd heel erg vernieuwend was. Rond 1600 werd hij in een serie artikelen van de muziekcriticus Artuzzi aangevallen op zijn vernieuwende muziek.
Artuzzi had vooral kritiek op het gebruik van dissonanten.
Een dissonant klinkt niet zo lekker, je wordt als luisteraar even opgeschrikt. 
Binnen de kerkmuziek pasten dissonanten niet goed, omdat die perfect moet zijn. Monteverdi ging experimenteren met deze dissonanten.
Monteverdi verdedigde zich en noemde zijn stijl (met dissonanten) een nieuwe stijl, de Seconda Prattica. Monteverdi wilde meer vrijheid in het componeren, om zo de betekenis van zijn teksten beter tot uitdrukking te kunnen brengen.
Kerkmuziek, madrigalen en opera
Monteverdi leefde en werkte op de grens van de Renaissance en de barok.
Hij schreef kerkmuziek, was een meester in het componeren van madrigalen en was verantwoordelijk voor het ontstaan van de eerste opera's.
Dafne van Jacopo Peri
Monteverdi's  eerste opera heette l'Orfeo en ging in 1607 in premiere. Het is feitelijk niet de oudste opera. In 1598 bracht de componist Jacopo Peri de opera Dafne uit. Peri had een warme belangstelling voor de muziek en het theater van de klassieke oudheid en schreef Dafne om de Griekse tragedie nieuw leven in te blazen.
Peri dacht ten onrechte dat de oude acteurs al hun dialogen zongen en wilde dat in zijn werk ook zo doen. Er zijn slechts enkele fragmenten van Dafne bewaard gebleven. Daarom is het tweede werk van Peri, Euridice, uit 1600, de oudste opera die we nu kennen.
madrigalen
Een madrigaal is een seculiere overwegend vocale muziekvorm, in de 14e eeuw ontstaan in Noord-Italië. De term madrigaal komt waarschijnlijk van het Latijnse matricale (moedertaal), toen dus Italiaans in plaats van Latijn. In deze periode aan het hof van Mantua (1590 – 1605) kwamen zijn eerste madrigalen tot stand, voor die tijd progressieve liederen. Ondanks dat deze madrigalen niet door iedereen in dank werden afgenomen vestigde zich de faam van de componist. Zijn muziek bleek vernieuwend en gedurfd. Boekenvol componeerde Monteverdi met deze wereldlijke liederen waarvan de teksten spraken over verloren liefdes, het eenzame hart, herders, sport en spel, oorlog en vrede. De madrigalen, één of meerstemmig, wel of niet met begeleiding, zouden de voorbode worden van Monteverdi’s opera Orfeo uit 1607. 
opera: l'Orfeo
In l'Orfeo vertelt Monteverdi het bekende klassieke  verhaal van  de Grieks mythologische zanger Orpheus, die zijn geliefde Euridice, die is overleden aan een slangenbeet, wil ophalen uit de onderwereld. Er zit ';eén voorwaarde aan verbonden door Hades: Hij mag haar ophalen maar op de weg terug naar de mensenwereld mag hij niet één keer omkijken anders voor Eurodice alsnog in de onderwereld blijven. 
Net als in zijn madrigalen gebruikt Monteverdi in zijn opera's dissonanten om het gewicht van bepaalde woorden te onderstrepen. Bovendien maakt hij heel beeldend gebruik van alle klankleuren die instrumenten en stemmen hebben om bepaalde stukken tekst kracht bij te zetten. Verschillende instrumenten en stemmen klinken anders, en Monteverdi dacht goed na over hoe deze kon inzetten om een bepaalde sfeer in een scene kon ondersteunen.
Aria en recitatief
 Solozang wordt afgewisseld door homofone koorzang en instrumentale stukken. Het orkest moest dus uitgebreid worden. Verder maakte Monteverdi onderscheid tussen het ‘verhalende’ en het meer ‘bespiegelende gedeelte’. Verhalende gedeelte: Recitatief: Half zingen, half praten) De gezongen of gesproken tekst in een opera die aria's of ensemblenummers verbindt. Aria (sololied) bij het bespiegelde gedeelte, de gevoelens/emoties.

Slide 18 - Tekstslide

Muziek in de Barok
Monteverdi tot Bach
Men noemt ongeveer de periode van 1600 tot 1750 de barok, dus van Claudio Monteverdi tot de dood van Johann Sebastian Bach. Met dien verstande dat de periode in de muziek 1600-1650 een wel erg vroege barok is.

Monodie en Basso Continuo
Buiten de Kerk werd er dus ook veel muziek gemaakt. De componisten die  deze niet kerkelijke muziek componeerden, gaven er in de loop van de 16e eeuw de voorkeur aan om aan één stem de melodie te geven. De andere zangstemmen werden ondergeschikt en door instrumenten vervangen. Wat later componeert men direct één melodiestem en ondergeschikte instrumentale begeleiding, en noemt dit Monodie. De ondergeschikte begeleiding noemt men later Basso Continuo. 
Recitatief
De tekst was voor veel componisten uit de barok zeer belangrijk.  Ze kregen daarom een hekel aan de vocale polyfonie van de Nederlanders, vanwege het feit, dat die muziek totaal onverstaanbaar en log was. Ook vonden zij de muziek veel te opdringerig, en niet geschikt om snel wisselende gevoelens van de tekst weer
te geven. Dat was dus anders met muziek die in de monodische stijl was gecomponeerd. Deze muziek immers had maar één
melodie, die op tekst gezongen werd, en de begeleiding was aan die melodie ondergeschikt. De tekst kwam dus naar behoren uit en was goed verstaanbaar, zeker als je die in een recitatief verwerkte. Een recitatief is een gezongen passage waarin spreektaal wordt nagebootst
Een nieuwe tijd
Er komt een nieuwe tijd aan, die allang onderhuids aan het groeien was. De  macht van de Kerk brokkelt af, de burgerij komt op. De Renaissance wordt duidelijk  afgesloten door het overlijden van Orlando di Lasso en Giovanni da Palestrina. 
De motor achter de barokmuziek waren zowel de Katholieke Kerk als de diverse kunstminnende Europese vorstenhoven die 'eigen' componisten in dienst hadden. Hun muziek was contrastrijker, levendiger en grilliger dan composities uit de Renaissance. 
Affectenleer (Emotie's)
De affectenleer gaat terug tot de Griekse Oudheid en stelt dat affecten zoals vreugde, droefheid of pijn zich muzikaal laten uitdrukken en dat de muziek zulke gemoedsbewegingen bij de luisteraar kan oproepen. Affectenleer is de leer van het bespelen van de emoties (affecten) in een muzikaal betoog. In de 17e eeuw werden binnen de kunst van de retorica de belangrijkste affecten vastgesteld, en tevens de muzikale middelen waarmee die emoties bij het publiek konden worden opgewekt. Rond 1600 werd voor het eerst geschreven over toehoorders die tot tranen toe geroerd werden door muziek. Liefde, haat, vreugde, verdriet en vele andere gemoedsbewegingen werden vertaald in richtlijnen wat betreft ritme, toons... 
In de Barok probeerde de componist niet zijn eigen gevoel weer te geven maar op ambachtelijke en artistieke (volgens vaste regels) manier de gewenste affecten bij zijn luisteraars op te roepen. 
Barokmuziek (Seconda prattica)
Barokmuziek wordt onder meer gekenmerkt door het onstaan van de monodie, rijk versierde melodielijnen en complexere meerstemmigheid. Componisten legden zich toe op het uitbeelden van specifieke gevoelens (affecten). De muziek voor hofdansen (bijvoorbeeld suites) promoveerde tot pure luistermuziek.
Opera
Burgers gaan voor het eerst naar een concert of naar een opera, die in Florence ontstaat op aandringen van de Camerata, als  herleving van het oude Griekse drama. De kennis die men hierover had was niet erg groot, zo dacht men toen nog, dat het Griekse drama in z’n geheel gezongen werd. 

In Monteverdi's Orfeo zijn voor het eerst alle facetten van Opera aanwezig:
- Volwaardig orkest (40 personen).
- Kent een ouverture (instrumentaal stuk, begin van opera).
- Balletten.
- Melodische recitatieven
- Voorloper van het “Leitmotiv”

Slide 19 - Tekstslide

Prima practica

Oude stijl van muziek maken uit de Renaissance, die zich houdt aan strenge wetten.
Polyfoon. Tekst ondergeschikt aan de regels. 
Seconda pratica

Breekt met de regels (Montiverdi)
Expressie tekst leidend
Recitatieven ( gezongen passage waarin spreektaal wordt nagebootst)
Dissonanten
Monodie:  (melodie met akkoordbegeleiding aanduiden)





Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

  • Oratorium
  • Cantate
  • Instrumentale muziek
  • Concerto grosso
Muziek in de barok: Overige vormen
Cantate
In de cantate (muziekstuk op tekst voor één of meer zangsolisten en koor, of alleen voor koor, met een
instrumentale begeleiding)werd ook gebruik gemaakt van solisten en orkest, maar de grootte was veel beperkter.Sommige cantates zijn godsdienstig  van genre en ook voor kerkdiensten gebruik, andere zijn eenvoudige concertstukken en hebben dan  meestal een wereldlijk karakter.
Instrumentale muziek
De instrumentale muziek werd net zo belangrijk als de vocale muziek. Voor het eerst in de muziekgeschiedenis werden instrumenten op grote schaal gebruikt voor zelfstandige instrumentale muziek. Grootte en samenstelling van de ensembles konden sterk verschillen, omdat de componisten voor elke beschikbare instrumentale samenspelen schreven. Barokmuziek werd dan ook niet voor ‘de eeuwigheid’ gecomponeerd maar voor een bepaalde gelegenheid en het publiek hoorde liever nieuwe werken dan oude. 
Concerto Grosso -->
Favoriete genres in de orkestmuziek van de barok waren de suite, de ouverture en het concert. De ouverture werd nog niet als zelfstandig werk gecomponeerd, maar als openingsstuk voor omvangrijke 
werken als opera’s. Onder concerten was vooral het concerto grosso populair. Daarin werd een kleine groep solisten tegenover het gehele orkest geplaatst.
Oratorium
Een oratorium (compositie voor solozang, koor en orkest) is een compositie voor solostemmen, koor en orkest die muzikaal-technisch en qua vorm gelijk is aan de opera. Maar het heeft een ernstig bijbels 
onderwerp en wordt niet toneelachtig opgevoerd, dat wil zeggen zonder kostuums en decors en zonder dat er geacteerd werd. Dit genre ontwikkelde zich zodanig dat het de opera kon vervangen in perioden  van beproeving in het kerkelijk jaar. Beroemde componisten van oratoria uit de late barok zijn bijvoorbeeld Händel en Bach.

Slide 22 - Tekstslide

Prima Prattica
Secunda Prattica
monodie
zang met akkoordbegeleiding door een instrument
werd een groot succes in 17e eeuw
geschikt om gevoel uit te drukken in muziek
individuele emotie uitdrukken is niet mogelijk
tekst moeilijk te verstaan
a capella
polyfonie/ meerstemmig

Slide 23 - Sleepvraag

Prima Prattica
Secunda Prattica
Muziek 1
Muziek 2
Muziek 3
Muziek 4

Slide 24 - Sleepvraag

Het muziekfragment is een stuk van Jean-Baptiste Lully. Het is de Ouverture uit Le Bourgeois Gentilhomme uit 1670.
Jean-Baptiste Lully is de belangrijkste componist aan het Franse hof. Hij ontwikkelt de
gewoonte om opera met feestelijke marsmuziek te beginnen: de ouverture.

Leg uit wat het doel
is van de ouverture en breng deze in verband met het karakter van de muziek.
timer
1:00

Slide 25 - Open vraag

Je hoort hier een fragment uit Fanfare pour le Carrousel Roya l dat Lully omstreeks 1686 schrijft.
De barokke muziekstijl aan het hof van Lodewijk XIV is als regel triomfantelijk van karakter. Dat geldt ook voor dit audiofragment. Leg uit waardoor dit triomfantelijke karakter ontstaat.
Noem drie muzikale middelen.
timer
0:40

Slide 26 - Open vraag

Hoe goed denk je de stof van vandaag te begrijpen?
0100

Slide 27 - Poll


Slide 28 - Open vraag

VWO

Lezen:
Hoofdstuk 4: blz. 70 tm 73


Maken:
Vanaf blz 34:
Vraag 15, 16, 17, 21 tm 24

HAVO

Lezen:
Hoofdstuk 4: blz. 60 tm 65 en blz. 74 tm 75

Maken:
Vanaf blz 34:
 Vraag 12, 13, 14, 15, 16 


Slide 29 - Tekstslide

Oefenen met examenvragen
Op de volgende slides kun je oefenen met vragen die te maken hebben met muziek in de hofcultuur.

Slide 30 - Tekstslide

Inleiding op de vraag
Orlando di Lasso werd geboren als Roland de Lassus in Mont (Bergen) in het huidige België.
Vanwege zijn uitzonderlijke zangtalent kreeg hij al vroeg aanbiedingen van Italiaanse hoven. Op taaljarige leeftijd vertrok hij eerst naar Mantua, later naar Napels en Rome.
Na zich te hebben ontwikkeld als componist vestigde hij zich in 1556 aan het hof van Albrecht van Beieren in Munchen.


Slide 31 - Tekstslide

Albrecht van Beiren vond een aantal van Orlando's werken van zo'n bijzondere kwaliteit dat hij de uitvoering ervan alleen toestond aan zijn eigen hof. Ook de publicatie en verspreding van deze werken hield Albrecht tegen.

Geef aan wat het effect was van deze maatregelen op de status van het hof.

Slide 32 - Open vraag

Inleiding op de vraag
Orlando schreef ook een verzameling van liederen die waren gebaseerd op wereldlijke,
volkse liedvormen die hij in Italië had leren kennen. In het volgende geluidsfragment hoor je een
fragment uit Allala pia calia, een lied van Orlando in deze stijl, waarin
dronkenmansgezang wordt geparodieerd. Zo bestaan deze van de tekst uit
onbegrijpelijke klanken. Ook zonder begrip van de tekst wordt duidelijk dat dit een
lichtvoetig, komisch bedoeld lied is. 
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 33 - Tekstslide


Leg aan de hand van een kenmerk van het STEMGEBRUIK en een
kenmerk van de VORM uit dat dit lied komisch bedoeld is. hof.
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 34 - Open vraag

Inleiding op de vraag 
In 1676 ging Atys een ‘tragédie en musique’ van Jean-Baptiste Lully, in première. In de proloog wordt Chronos opgevoerd, de Griekse god van de tijd. Hij wordt afgewisseld door een koor van vierentwintig ‘uren. Je ziet een deel van de proloog in het volgende  filmfragment

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

De muziek van Atys volgt de principes van de seconda prattica.

Noem twee kenmerken van de seconda prattica uit het filmfragment .
Geef bij beide kenmerken aan in welk opzicht dit vernieuwend was ten
opzichte van de prima prattica.

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video