Les 1 IWO - OMZET - KOSTEN - 1H

LE4 Management

  • Start LE4



1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

LE4 Management

  • Start LE4



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik LE3
Wat weet je nog van inclusief en exclusief BTW - deze prijzen worden vaak door elkaar gehaald!

  • Inkoopfactuurprijs (bruto inkoopprijs) is de totale prijs die een ondernemer aan de leverancier betaalt, inclusief btw. De btw kan teruggevraagd worden bij de Belastingdienst.
  • Netto-inkoopprijs (excl. btw): Dit is de inkoopprijs zonder btw.
  • Netto-verkoopprijs (excl. btw): Let op, in deze prijs zit wél de winstmarge of winstopslag.
  • Bruto-verkoopprijs (consumentenprijs) (incl. btw): Dit is de prijs die consumenten betalen, inclusief btw.

Je kunt het ezelsbruggetje gebruiken: netto is exclusief btw en bruto is inclusief btw.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1: Wat is de bruto inkoopprijs?
A
De inkoopprijs inclusief BTW
B
De inkoopprijs exclusief BTW

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 2: Wat is het verschil tussen de netto- en bruto-verkoopprijs?
A
De netto-verkoopprijs is inclusief BTW, de bruto-verkoopprijs is exclusief BTW
B
De netto-verkoopprijs is exclusief BTW, de bruto-verkoopprijs is inclusief BTW

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 3: Welke prijs betaalt een consument in de winkel?
A
De netto-inkoopprijs
B
De netto-verkoopprijs
C
De bruto-verkoopprijs
D
De inkoopfactuurprijs

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cijfer opbouw LE3 +4
1 Cijfer LE3 + LE4
  • LE3 Managementdossier: 20%
  • LE3 Toets (stof LE3): 20%
  • LE4 Managementdossier: 10% (maken en inleveren tijdens de les)
  • LE4 Toets (stof LE3 + LE4): 50%

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LE4 - Bedrijfseconomie
Onderwerpen deze leereenheid
  • Inkoopwaarde (IWO)
  • Omzet
  • Bruto Winst
  • Kosten
  • Netto Winst / Netto Verlies
  • Balans, Resultatenrekening & Exploitatiebegroting

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Consument (klant) koopt goederen bij ondernemer (verkopen)


Consument betaalt btw  & ondernemer ontvangt btw (doorgeefluik)

Ondernemer betaalt btw aan fiscus (belastingdienst)

Fiscus ontvangt btw
Ondernemer koopt goederen bij leverancier (inkopen)

Ondernemer betaalt btw aan leverancier

Leverancier betaalt btw aan fiscus

Fiscus ontvangt btw 

Ondernemer krijgt btw terug van fiscus (te vorderen btw)

 

Slide 8 - Tekstslide

Als een ondernemer producten (goederen of diensten) verkoopt, dan levert dit hem omzet op. Dit bedrag ontvangt hij als BRUTO omzet, dus inclusief BTW. Maar die ontvangen BTW moet hij vervolgens weer aan de belastingdienst betalen, die is niet voor de ondernemer. Daarom is de ondernemer eigenlijk alleen geïnteresseerd in de netto omzet, dus zonder de BTW!
De ondernemer verkoopt
Consumentenprijs
-/-                       BTW
Netto verkoopprijs  

Afzet = het aantal producten dat de ondernemer verkoopt

Omzet = Afzet  x  netto verkoopprijs 

Slide 9 - Tekstslide

Afzet!
Met afzet bedoelen we het aantal verkochte producten. Afzet wordt dan ook uitgedrukt in “Stuks”: Bijvoorbeeld er zijn in totaal 12.400 stuks verkocht. De afzet is 12.400 stuks.

De ondernemer koopt in
Inkoopfactuurprijs
-/-                     BTW   
netto inkoopprijs

IWO (Inkoopwaarde omzet) = netto inkoopprijs  x  afzet (stuks)                                                                                       

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenvoorbeeld
Gegevens
Netto inkoopprijs per stuk:       €  5
Netto verkoopprijs per stuk:    € 12,50
afzet:                                                  100 stuks

Bereken de IWO, Omzet en Brutowinst?

                                             
timer
2:00

Slide 11 - Tekstslide

Bij de berekening van de consumentenprijs bereken we de brutowinst van één product. Dit kunnen we doen met een BrutowinstOPSLAG of BrutowinstMARGE.
Maar ook als we de producten verkocht hebben, spreken we van een totale brutowinst. Omzet – IWO = Brutowinst

Uitwerking rekenvoorbeeld
Inkoopwaarde omzet = afzet x inkoopprijs
                                                  100 x € 5,- = € 500,-
Omzet = afzet x verkoopprijs
                  100 x € 12,50 = € 1250,-

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde omzet (IWO)
€ 1250  -   € 500 =  € 750

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopdracht
netto inkoopprijs       €  60
netto verkoopprijs    € 175
afzet                                500 stuks

1. Bereken de omzet
2. Bereken de inkoopwaarde omzet (IWO)
3. Bereken de brutowinst
timer
3:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking oefenopdracht
1.    omzet  =  afzet  x  netto verkoopprijs
                      =   500    x   € 175
                      =  € 87.500
2.   IWO       =  afzet  x  netto inkoopprijs
                      =   500    x   € 60
                      = € 30.000
3.  Brutowinst  =  omzet  -  IWO
                                =  € 87.500  -   € 30.000
                                =  € 57.500

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinst, Nettowinst en Nettoverlies
De brutowinst wordt gebruikt om de bedrijfskosten te betalen.
Nettowinst: Als er na aftrek van de kosten geld overblijft.
Nettoverlies: Als de kosten hoger zijn dan de brutowinst.

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde omzet (IWO) 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de volgende opdrachten:

3.01 t/m 3.04 - staan in teams

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies